DIAGNOSTISCHE TOETS H2 LEERJAAR 2 2425

1 / 37
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

NaSk

Proeftoets hoofdstuk 2 - Stoffen en materialen

Slide 2 - Slide

Een stof is waarvan iets gemaakt is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Een stof kan maar één eigenschap hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een eigenschap van glas is dat het doorzichtig is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Een materiaal is een stof waarvan je een voorwerp kunt maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Glas, steen, papier, zink en kunst-stof zijn niet-metalen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Als water kookt, gaat het borrelen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Alle schoonmaak-middelen mag je met elkaar mengen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Het smeltpunt van alle stoffen is gelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Het stolpunt is de temperatuur waarbij een vloeistof verandert in een vaste stof
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

De massa van een stof is een stof-eigenschap.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Als je bij practicum met bijtende stoffen werkt, moet je handschoenen van rubber of kunst-stof dragen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Een stof die een gat in je kleren brandt, noem je explosief
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Een blokje met een kleinere dichtheid dan water, zinkt in water.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Koper is een edelmetaal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Alle magneten hebben een noordpool en een zuidpool.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Staal kun je beschermen tegen roesten door het te verven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Chroom moet je verzinken om het tegen roesten te beschermen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Poly-etheen is een harde kunst-stof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Dichte keramiek laat geen vloeistoffen door.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Glas kun je buigen als je het heel warm maakt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Hoe noem je een stof waarvan je voorwerpen kunt maken?
A
een metaal
B
een niet-metaal
C
een materiaal

Slide 23 - Quiz

Hoe kun je ijzer beschermen tegen roesten?
A
door het magnetisch te maken
B
door het onder te dompelen in een vloeistof
C
door het te verhitten
D
door het te verven, verzinken of verchromen

Slide 24 - Quiz

Wat betekent recyclen?
A
hergebruiken
B
minder grondstoffen gebruiken
C
smelten van glas
D
twee keer bakken

Slide 25 - Quiz

Wat is een ander woord voor kunst-stof?
A
aardolie
B
PET
C
plastic

Slide 26 - Quiz

Op een fles schoonmaak-middel zit een kind-veilige dop. Wat zegt dat over het schoonmaak-middel?
A
Het is alleen gevaarlijk voor kinderen.
B
Het is een gevaarlijke stof.
C
Je mag het niet gebruiken als er kinderen in de buurt zijn.
D
Je moet handschoenen dragen als je ermee werkt.

Slide 27 - Quiz

Glaswol is een materiaal met verschillende eigenschappen.
Welke eigenschap hoort bij glaswol?

A
Glaswol brandt goed.
B
Glaswol houdt warmte tegen.
C
Glaswol kan slecht tegen water.
D
Glaswol laat geluid gemakkelijk door.

Slide 28 - Quiz

Verschillende metalen hebben verschillende eigenschappen.
Welke eigenschap hebben alle metalen?

A
Alle metalen roesten.
B
Alle metalen zijn goede warmte-geleiders.
C
Alle metalen zijn magnetisch.
D
Alle metalen zijn zwaar.

Slide 29 - Quiz

Wat betekent het gevaren-symbool in het figuur?
A
bijtend
B
giftig
C
schadelijk
D
slecht voor het milieu

Slide 30 - Quiz

Keramiek is vaak met glazuur bedekt.
Wat is glazuur?

A
een laag glas die keramiek beschermt en waterdicht maakt
B
een laag kunst-stof die keramiek beschermt en mooier maakt
C
een laag verf die twee keer gebakken is en keramiek beschermt
D
een laag zuur die keramiek beschermt tegen vocht

Slide 31 - Quiz

Hoe noem je de hoogste temperatuur die een vloeistof kan hebben?
A
borrel-punt
B
kookpunt
C
smeltpunt
D
stolpunt

Slide 32 - Quiz

Metalen kunnen aangetast worden. Welke twee stoffen kunnen metaal aantasten?

Slide 33 - Open question

Kunststof wordt veel gebruikt, omdat het een aantal goede eigenschappen heeft. Schrijf vier goede eigenschappen van kunststof op.

Slide 34 - Open question

Eline gebruikt een koekenpan om eieren in te bakken. De koekenpan is van aluminium en heeft een handvat van kunststof.
Waarom is de koekenpan van aluminium gemaakt?

Slide 35 - Open question

Eline gebruikt een koekenpan om eieren in te bakken. De koekenpan is van aluminium en heeft een handvat van kunststof.
Waarom is het handvat van kunststof gemaakt?

Slide 36 - Open question

Bij een practicum is de inhoud van een potje ijzer-poeder bij een potje aluminium-poeder gekomen. De twee stoffen zijn nu gemengd.
Je leraar wil dat jij de twee stoffen weer van elkaar gaat scheiden.
Bedenk een manier om het ijzer-poeder en het aluminium-poeder van elkaar te scheiden.

Slide 37 - Open question