Cap 3 - les 4

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos a la clase de hoy!

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________

 _____(datum)__________

de _____(maand)__________

¡Escribe la fecha en tu cuaderno!

Plan de clase

• corregir los deberes 
  
• repaso de los adjetivos
• seguimos con el cap3

Objetivo de hoy:

- describir dónde vives

- describir tu casa

Les in twee delen 

Los deberes

Wheel of Names 

- Quizlet 3.2 

- Fuente D, E y J

- Ejercicio 11 y 25

Les in twee delen 

Welke regels weet je nog over LOS ADJETIVOS?

Vertaal naar het Spaans

1. De saaie leraar

2. De gele huizen

3. De ouderwetse opa

4. De grappige broers

5. De kleine boeken

6. De roze slaapkamer 

Los adjetivos

Maak nu de opdracht op Google Classroom.

Kijk eventueel het filmpje om de regels nog eens te horen.

Wat is het Spaanse woord voor "wonen"?

Mijn broer woont aan de kust

Ik woon in Rotterdam

Mijn opa en oma wonen op het platteland

Mijn zus woont in de bergen

Hij/zij woont in het centrum van Den Haag

Vivo en Róterdam

Vive en el centro 

de La Haya

Mi hermano vive en la costa

Mi hermana vive en las montañas

Mis abuelos viven en el campo

el salón

el pasillo

la cocina

el cuarto de baño

el dormitorio

el ático

Zoek het

Spaanse 

woord voor:

- bureau

- badkuip

- eet jij

- vuilnis

- schilderij

- lift

- handdoek

- badjas

- dekbed

¿Cómo es tu casa?

Describe tu casa.

Tu compañero toma notas en holandés.

--> Mi casa está en el centro, tiene un balcón, etc...

Fuente K: frases clave

Ejercicio 29 (p. 79)

Bereid de dialoog voor (5 min)

Verzamel zes gesprekjes (6 min)

Los deberes

Estudiar: Quizlet 3.2 y 3.3

Estudiar: fuente K (frases clave)

Hacer: ejercicios 26, 27, 28