This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Planning vandaag:
Werkwoordspelling H5
Lezen H1
Slide 1 - Slide
Hoe zat het ook al weer?
Hoofdstuk 1: persoonsvorm tegenwoordige tijd
Hoofdstuk 2: pv verleden tijd: zwakke werkwoorden
Hoofdstuk 3: pv verleden tijd: sterke werkwoorden
Hoofdstuk 4: voltooid deelwoord
Hoofdstuk 4: onvoltooid deelwoord
Gebiedende wijs
Slide 2 - Slide
Maak de startopdracht van spelling H5
Let op! We zijn met werkwoordspelling bezig
Slide 3 - Slide
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Van voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord maken.
Soms moet je een -e achter het woord zetten. branden (inf.) - verbrand (vd) - het verbrande hout brandend (od) - het brandende hout verwoesten (inf.) - verwoest (vd) - het verwoeste huis
Slide 4 - Slide
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Soms moet je voor de uitspraak -tt- of -dd- schrijven: bezetten (inf.) - bezet (vd) - de bezette stoel bekladden (inf.) - beklad (vd) - de bekladde muur
Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord dus zo kort mogelijk!!!
Slide 5 - Slide
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Als een voltooid deelwoord op -en eindigt (bijvoorbeeld gelopen), dan blijft dit hetzelfde als het een bijvoeglijk naamwoord wordt (de gelopen race).
verliezen (inf.) - verloren (vd.) - de verloren wedstrijd
Slide 6 - Slide
Aan de slag!
Maak nu de rest van de opdrachten die bij deze paragraaf horen.
Slide 7 - Slide
Hoe vind je snel het onderwerp van een tekst?
A
De hele tekst lezen
B
Oriënterend lezen
C
Globaal lezen
D
Zoekend lezen
Slide 8 - Quiz
Lees de eerste alinea.
Bekijk de tussenkopjes.
Lees de titel.
Bekijk de afbeeldingen.
Let op anders gedrukte woorden.
Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?
Slide 9 - Drag question
Wat hebben we dinsdag gedaan bij de paragraaf lezen?