§5.1 Het rijk van Karel de Grote (P2)

Wat? Maak opdracht 2+ 4 + 7 + 8.


Huiswerk van §5.1 (blz. 110)
1 / 12
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Wat? Maak opdracht 2+ 4 + 7 + 8.


Huiswerk van §5.1 (blz. 110)

Slide 1 - Slide

§5.1 Het rijk van Karel de Grote (P2)

Slide 2 - Slide

Maak de volgende tekst compleet.
Gebruik de volgende woorden:
Frankische - veroverde - keizer - paus - uiteenviel - 
Romeinse - christendom - dood

Het (1) Rijk viel door invallen en interne problemen. In plaats daarvan groeide het (2) Rijk. Karel de Grote werd koning en (3) veel gebieden. Hij steunde het (4) en zorgde voor stabiliteit in zijn rijk. Karel werd gekroond tot (5) door de (6), wat zijn macht vergrootte. Onder zijn leiding werd het Frankische Rijk groter en sterker. Na zijn (7) bleef het rijk invloedrijk, hoewel het na zijn dood (8).
timer
2:30

Slide 3 - Slide

Het Romeinse Rijk viel door invallen en interne problemen. In plaats daarvan groeide het Frankische Rijk. Karel de Grote werd koning en veroverde veel gebieden. Hij steunde het christendom en zorgde voor stabiliteit in zijn rijk. Karel werd gekroond tot keizer door de paus, wat zijn macht vergrootte. Onder zijn leiding werd het Frankische Rijk groter en sterker. Na zijn dood bleef het rijk invloedrijk, hoewel het na zijn dood uiteenviel.

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Hoe viel het Frankische Rijk uiteen?

Wat waren feodale verhoudingen?
Schrijf de leerdoelen ALTIJD in je schrift!

Slide 5 - Slide

Probleem: Karel kan niet overal zijn

Slide 6 - Slide

Feodale verhoudingen
Een koning (=leenheer
gaf land (leen) aan leenmannen in ruil voor 
trouw, (militaire steun + bestuur). 

Dus: Er was een hiërarchie.
Leenman

Slide 7 - Slide

Het feodalisme

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Het rijk valt uiteen
  • Erfenisruzie;
  • zwakke koningen;
  • invallen van Noormannen, Hongaren en Arabieren; 
  • en edelen regeren zelfstandig, 



Slide 11 - Slide

Wat? Maak opdracht 9 + 10a + 11 + 12.
Duur? 6 minuten.
Hoe? Individueel of in tweetallen.

Eerder klaar? Maak opdracht 13 +14.

Huiswerk van §5.1 (blz. 113)
timer
6:00

Slide 12 - Slide