Dag 6

Woorden
Thema 13:  Vriendschap
1 / 15
next
Slide 1: Slide
ISKBasisschoolGroep 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden
Thema 13:  Vriendschap

Slide 1 - Slide

komen
  • naar een plaats toegaan
  • ergens vandaan komen
  • komen en gaan
  • werkwoord
  • zin: Kom even bij de docent.
  • zin:  Oke, ik kom er aan!
  • zin: Zij komt uit Marokko.

Slide 2 - Slide

lachen
  • hahahahaha zeggen!
  • je vindt iets leuk
  • lachen > < huilen
  • werkwoord
  • zin: De jongen maakt een grapje. Het meisje moet lachen.
  • zin: Ik lach hard om Mr. Bean.

Slide 3 - Slide

het land
  • waar je vandaan komt
  • Uit welk land kom je?
  • het land - de landen
  • zin: Syrië en Nederland zijn landen.
  • zin: Den Helder is een stad in het land Nederland

Slide 4 - Slide

lang
  • groot
  • lang duren (tijd)
  • lang > < kort 
  • zin: De man  is 2.05 meter. Dat is lang!
  • zin:  Hij is 20 minuten op de wc. Dat duurt lang!

Slide 5 - Slide

leuk
  • grappig
  • prettig, fijn
  • zin: Zullen we zwemmen? Ja, leuk!
  • zin: Dat is een leuke docent.

Slide 6 - Slide

lief
  • aardig
  • schattig
  • lief, lieve
  • zin: Dat kleine hondje is lief.
  • zin: De lieve kinderen helpen mama.

Slide 7 - Slide

manier

  • hoe je iets kan doen
  • zin: Op welke manier leer jij nieuwe woorden?
  • zin: Ik kan op twee manieren naar school: lopend of met de fiets

Slide 8 - Slide

moeilijk
  • moeilijk > < makkelijk
  • zin: Ik vind de toets moeilijk.
  • zin: Ik heb pijn aan mijn voet. Ik loop moeilijk.

Slide 9 - Slide

Kom even bij de docent.
De jongen maakt een grapje. Het meisje moet lachen.
Syrië en Nederland zijn landen.
Die jongen is 1.90 meter. Dat is lang!
Zullen we zwemmen? Ja, leuk!
Dat kleine hondje is lief.
Op welke manier leer jij nieuwe woorden?
Ik vind de toets moeilijk.

Slide 10 - Slide

Het meisje is heel ...... Haar benen zijn ........ en zij ........... heel ...........
6
A
lief - leuk - lief - lachen
B
leuk - lief - lacht - lang
C
leuk - lang - lacht - lief
D
lang - leuk - lief - lachen

Slide 11 - Quiz

6
timer
1:30
wat zijn goed manieren?

Slide 12 - Mind map

Goed of fout?
A - Jij komt naar ons land.
B - Mijn vader en moeder eten bij mij komen.
C - Komt je ook bij mij eten?
6
A
A - goed B - fout - C - goed
B
A - goed B - goed C - fout
C
A - fout B - goed C - fout
D
A - goed B - fout C- fout

Slide 13 - Quiz

Maak een zin.
Werkwoord: lachen
hij / leuk
6

Slide 14 - Open question

Hij ................ als de docent boos is.
Dat zijn geen goede ....................
6
A
lach - reden
B
lacht - manieren
C
lacht - leuke
D
komt - manieren

Slide 15 - Quiz