Over de Cherusken en de ‘Varusslag’ in het Teutoburgerwoud, 9 na Chr.
De mensen zijn daar echter – bij al hun barbaarsheid – uiterst sluw en geboren leugenaars.
Ze voerden de ene rechtszaak na de andere. Wat zij tot dan toe volgens hun gewoonte
met wapengeweld uitvochten, werd nu door de Romeinse wet bijgelegd. Daardoor voelde
Varus zich eerder een rechter op het Romeinse forum dan een legeraanvoerder in het hart
van Germanië. Er was toen een jonge man uit een vooraanstaand Germaans geslacht, die
bekwaam was in het gevecht en snel kon denken, meer dan bij de barbaren gewoonlijk was.
Hij heette Arminius en had tijdens de laatste veldtocht steeds aan onze kant gevochten. Hij
had met het Romeinse burgerrecht ook de rang van een Romeinse ridder verworven.
Het dapperste leger van allemaal, het beste van de Romeinse troepen wat discipline en
dapperheid betreft, werd zo in een hinderlaag gevangen. Het half verkoolde lijk van Varus
scheurden de vijanden in hun wreedheid in stukken. Ze onthoofden het lijk en zonden het
hoofd aan Augustus. Diens vertwijfeling was zo groot, dat hij maandenlang haren en baard
liet groeien en met zijn hoofd tegen de deur bonsde: onder de uitroep ‘Varus, geef mij mijn
legioenen terug!’