Woordsoorten wie,die en dat

07 02 24 | H 2 | gram | woordsoorten wie, die & dat
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

07 02 24 | H 2 | gram | woordsoorten wie, die & dat

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les
  • Magister | nog géén huiswerk, dus: noteren! 
  • Vorige les: verwijswoorden (mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud)
  • Opdracht 1 t/m 4 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen dat wie, die en dat tot verschillende woordsoorten behoren. 
  • Je kunt de woorden wie, die en dat op de juiste manier toepassen.
  • Je kunt uitleggen wat een antecedent is. 

Slide 3 - Slide

wat is een antecedent?
Datgene waarnaar een betrekkelijk voornaamwoord verwijst, heet het antecedent. 
Verschillende opties: één woord , maar ook een hele zin. 

Voorbeelden: 
Het boek dat ik schrijf, wordt prachtig. 

In een boom die vroeg bloeit, ... (boom = antecedent van die).

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

woordsoorten bij wie
  • betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
  • betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (betr.vnw m.i.a)
  • vragend voornaamwoord (vr.vnw)

Slide 6 - Slide

Wie als betr.vnw

De oude vrouw van wie ik dit geld heb gekregen, heeft vandaag de loterij  gewonnen. 

Slide 7 - Slide

Wie als betr.vnw m.i.a.


Wie de schoen past .... . 
Wie uitslaapt, is meestal niet moe.

Proef:
degene die
hij die

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wie als vr.vnw


Wie heeft zijn boeken niet bij zich?


Slide 10 - Slide

Welke woordsoort hoort bij wie?
De docent van wie ik een onvoldoende heb gekregen, is nu ontslagen
A
betr.vnw
B
vr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 11 - Quiz

Welke woordsoort hoort bij wie?
Wie deze vraag kan oplossen, begrijpt dit onderdeel
A
betr.vnw m.i.a.
B
vr.vnw
C
betr.vnw

Slide 12 - Quiz

Welke woordsoort hoort bij wie?

Wie is er nu aan de beurt?
A
betr.vnw
B
vr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 13 - Quiz

Woordsoorten bij die
  • aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
  • betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)  

Slide 14 - Slide

wat is een antecedent?
Datgene waarnaar een betrekkelijk voornaamwoord verwijst, heet het antecedent. 
Verschillende opties: één woord , maar ook een hele zin. 

Voorbeelden: 
Het boek dat ik schrijf, wordt prachtig. 

In een boom die vroeg bloeit, ... (boom = antecedent van die).

Slide 15 - Slide

Die als aanw.vnw
  • Die pen is van mij.
  • Die man is mijn oom.

Slide 16 - Slide

Die als betr.vnw
  • De man die daar zit, is een miljonair.  
  • De vrouw die daar loopt, zag ik gisteren in het park.

Slide 17 - Slide

Welke woordsoort hoort bij die?
De vrouw in die auto daar, is mijn tante.
A
betr.vnw
B
aanw.vnw

Slide 18 - Quiz

Welke woordsoort hoort bij die?
De jongen die gevallen is, heeft zijn knie geschaafd.
A
betr.vnw
B
aanw.vnw

Slide 19 - Quiz

Woordsoorten bij dat
  • Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
  • betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
  • onderschikkend voegwoord (os.vgw)  

Slide 20 - Slide

Dat als aanw.vnw 
  • Dat huis is erg groot. 
  • Ik vind dat raam te klein

Slide 21 - Slide

Dat als betr.vnw
  • Het raam dat erg klein is, wordt vervangen door een groter raam.
  • Het huis dat daar staat, wordt volgende week gesloopt.

Slide 22 - Slide

Dat als os.vgw
Onderschikkend voegwoord 
Verbindt hoofdzin en bijzin aan elkaar.

  • Het is niet fijn dat we weer op school zijn.
  • ik vind het fijn dat de frikandelbroodjes in de aanbieding zijn.

Slide 23 - Slide

welke woordsoort hoort bij de dat?
Het mens dat de bril droeg, heeft geld aan de daklozen gegeven.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 24 - Quiz

welke woordsoort hoort bij de dat?
Dat huisje heeft een erg groot raam.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 25 - Quiz

Ik vind het slecht dat er volgende week 4 toetsen zijn.
A
betr.vnw
B
aanw.vnw
C
os.vgw

Slide 26 - Quiz

Maken

H2 Grammatica Woordsoorten
die, dat, wat
Opdracht 1, 2 en 4

Slide 27 - Slide

Uitleg theorie

Een antecedent kan ook ingesloten zijn in een betrekkelijk voornaamwoord: Wat je zegt, ben je zelf.
Hier is het antecedent (dat) ingesloten in wat, dit heet een ingesloten antecedent. 

Slide 28 - Slide

Voorbeelden:
  1.  De jongen die daar staat, zit bij mijn broer in de klas.
  2.  

Slide 29 - Slide