BS 4.5 en 4.6: geleedpotigen en gewervelden + determineren

BS 4.5: geleedpotigen en gewervelden
BS 4.6: organismen determineren
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BS 4.5: geleedpotigen en gewervelden
BS 4.6: organismen determineren

Slide 1 - Slide

Planning
Huiswerkcontrole 
Leerdoelen
Uitleg BS 4.5 en 4.6
Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt geleedpotigen indelen door te kijken naar het aantal segmenten en aantal poten
  • Je kunt gewervelden indelen door te kijken naar de bouw en de manier van voortplanten

Slide 3 - Slide

Geleedpotigen
  • Zijn symmetrisch
  • Hebben een uitwendig skelet (een pantser)
  • Hebben gelede poten (de poten bestaan uit kleine stukjes, die stukjes heten leden)
  • Hebben een gesegmenteerd lichaam (bestaat uit meerdere delen)

Slide 4 - Slide

Wanneer kunnen geleedpotigen groeien?
A
Altijd
B
Net na het vervellen
C
Deze groeien niet meer nadat ze uit hun larve stadium zijn
D
Wanneer ze hebben voortgeplant

Slide 5 - Quiz

Uitwendig skelet
  • Het skelet kan niet meegroeien.
  • Een dier vervelt (kruipt uit zijn pantser) dan groeit hij in korte tijd heel veel. Hij vormt zijn nieuwe pantser. 
  • Als het nieuwe pantser klaar is stopt de groei tijdelijk tot het dier weer gaat vervellen.

Slide 6 - Slide

Groepen
  • Bestaat uit segmenten
  • > 10 poten
  • Achterlijf bestaat uit segmenten
  • 10 poten
  • 8 poten
  • 6 poten
  • Lichaam bestaat uit 3 stukken: kop - borststuk - achterlijf

Slide 7 - Slide

Gewervelden
  • Zijn symmetrisch
  • Hebben een inwendig skelet met een wervelkolom (vandaar de naam gewervelden)

Slide 8 - Slide

Aan welke kenmerken denk je om gewervelden in groepen te ordenen?

Slide 9 - Mind map

Kenmerken
  • Bedekking van de huid
  • Lichaamstemperatuur
  • Ademhalingsorgaan
  • Manier van voortplanten

Slide 10 - Slide

Kenmerken
De huid: 
deze kan bedekt zijn met veren, haren, schubben of slijm.

Lichaamstemperatuur:
  • een dier kan warmbloedig zijn (lich. temp. is constant, altijd hetzelfde)
  • een dier kan koudbloedig zijn (lich. temp. Niet gelijk, past zich aan aan de omgeving)

Slide 11 - Slide

Kenmerken
Ademhalingsorgaan:
het dier kan ademhalen met longen of kieuwen of door de huid.

Manier van voortplanten:
  • levendbarend
  • eieren zonder schaal
  • eieren met harde kalkschaal
  • eieren met taaie leerachtige schaal

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Opdracht 4.6: determineren
Het eerste onderdeel doe je zonder boek 

Het tweede deel doe je met je boek (echt of online) op pagina 283
Maak deze opdracht in tweetallen

Deze gaan we nabespreken na 15 minuten!

Slide 14 - Slide

Opdrachten maken

De samenvattingen 
(opdrachten) zijn niet verplicht, 
maar wel handig voor het leren 
van de toets
Basisstof
Opdrachten
4.3
1 t/m 9
4.4
1 t/m 9
4.5
1 t/m 8

Slide 15 - Slide