H2 u4 grammaire 2 Wederkerende werkwoorden

• Frans
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo
• Leerjaar 1,2

H2A

Alexia		levi	Kaya		Tom
Dex	Tcivor	Liselotte	Quint	Ruben	JustinH
Emma	Yara	Justi W	Viggo	Yenthe	Tess
Noah	David	Mitchell	Joanh	Manuel	Kay
Finn		Mink	Levi S	Sryanne	Benjamin

Docent

Aan het einde van de les:

• Kan je wederkerende werkwoorden herkennen en gebruiken in een zin in het Frans.

Focusleren

Apprendre 5 blz 38

A 6 heures...

je me lève.

A 6h30...

je me douche et je me lave.

A 22h00...

je me couche. 

Mon petit frère s'habille....

et ma petite soeur se maquille.

Se lever, se laver, se coucher, s'habiller, se maquiller..............

De wederkerende werkwoorden

Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden waar in het Nederlands zich voor staat: zich wassen, zich vergissen, zich voelen, zich herinneren, zich zorgen maken, etc.

Zich wassen

Een voorbeeld: Ik was me.

Bij wederkerende werkwoorden horen de dikgedrukte woorden altijd bij elkaar. Ik en me, jij en je, hij en zich etc.

Se laver

je me lave (ik was me)

tu te laves (jij wast je)

il se lave (hij wast zich)

elle se lave (zij wast zich)

on se lave (men wast zich)

nous nous lavons (wij wassen ons)

vous vous lavez (jullie wassen je)

ils/elles se lavent (zij wassen zich)

Veel voorkomende werkwoorden

zich douchen - se doucher

zich wassen - se laver

zich scheren - se raser

zich opmaken - se maquiller

Sommige werkwoorden zijn in het Nederlands NIET wederkerend, maar in het Frans wel!!!!

wakker worden - se reveiller

opstaan - se lever

naar bed gaan- se coucher

tandenpoetsen - se brosser les dents

wandelen - se promener

hele ww: se laver

je me lave

tu te laves

il/elle/on se lave

nous nous lavons

vous vous lavez

ils/elles se lavent

hele ww: zich wassen

ik was me

jij wast je

hij/zij men wast zich

wij wassen ons

jullie wassen je / u wast zich

zij wassen zich

On va regarder une courte vidéo

edition.thiememeulenhoff.nl

Vul zelf het goede antwoord in:

1. Je __ lave à huit heures du matin (se laver).
2. Il ___ toujours tard (se coucher).
3. Elles ___ à Paris (s'installer).
4. wij vragen ons af. (se demander)
5. ik vergis me. (se tromper)
6. u staat op. (se lever)
7. zij traint. (s'entraîner)

wij vragen ons af
(se demander)

1. nous demandons
2. nous demandons nous
3. nous nous demandons
4. nous se demandons

ik vergis me
(se tromper)

1. je trompe
2. je me trompe
3. je trompe me
4. je se trompe

u staat op
(se lever)

1. on se lève
2. vous levez
3. on lève se
4. vous vous levez

zij traint
(s'entraîner)

1. elle se entraîne
2. elle s'entraîne
3. elle se s'entraîne
4. elle entraîne

Kies de juiste optie:
Elle __ beaucoup aux films (s'intéresser ).

1. s'intéresse
2. s'intéresses

Kies de juiste optie:
Je __ lave à huit heures du matin (se laver).

1. te lave
2. me lave

Kies de juiste optie:
Nous ___ amusons à la fête de Léa (s'amuser).

1. nous amusons
2. nous amusez

Vul zelf het goede antwoord in:
Il ___ toujours tard (se coucher).

Vul zelf het goede antwoord in:
Elles ___ à Paris (s'installer).

Vul zelf het goede antwoord in:
Les élèves ___ dans leur chambre (se reposer)

vous vous trompez

je m'entraine

il se lève

ils s'amusent

on se présente

tu te maquilles

men stelt zich voor

zij vermaken zich

ik train

jullie vergissen je

jij maakt je op

hij staat op

C'est la fin🏁

.