This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Quizvragen keuzedeel schoonmetselwerk
Slide 1 - Slide
Deze quizvragen van keuzedeel schoonmetselwerk maken we om jullie voor te bereiden op het desbetreffende examen.
Slide 2 - Slide
Je moet stenen op maat maken. Hoe bestrijd je de gevaren van stof het best?
A
Door met je rug naar de wind te gaan staan.
B
Door als het kan te knippen in plaats van te zagen.
C
Door altijd een stofkapje te dragen.
D
Door de machine en de omgeving nat te spuiten.
Slide 3 - Quiz
Er worden pallets met metselstenen aangevoerd. Hoe sla je ze tijdelijk op?
A
Op de pallet met bescherming tegen zonlicht.
B
Op de pallet, met doorgesneden folie en afgedekt.
C
Op de pallet en luchtdicht afgedekt.
D
Overzetten op een andere pallet, de stenen keren en laten drogen.
Slide 4 - Quiz
Wat behandelt het A-blad metselen en lijmen?
A
De arbeidsovereenkomst met de werkgever.
B
Richtlijnen om de lichamelijke belasting van de metselaar te beperken.
C
Richtlijnen voor de kwaliteit van de metselwerkzaamheden.
D
Richtlijnen voor de productiviteit van de metselaar.
Slide 5 - Quiz
Wat is het nadeel van stenen zagen met een steenzaag met waterkoeling?
A
de gezaagde steen wordt nat en is niet direct verwerkbaar.
B
Door water ontstaat er altijd kleurverschil in de steen.
C
Zaagafval komt in het grondwater terecht.
D
Je kunt niet direct bij de werkplek zagen.
Slide 6 - Quiz
Je werkt met een elektrische zaagmachine. Welk pbm kan dan gevaar opleveren?
A
De gehoorbescherming.
B
De handschoenen.
C
Het mondkapje.
D
De veiligheidsbril.
Slide 7 - Quiz
De dikte van 10 stenen uit verschillende tassen is samen 515 mm. De dikte van de lintvoeg is 10 mm. Wat is de lagenmaat?
A
41,5 mm.
B
62 mm.
C
61,5 mm.
D
42 mm.
Slide 8 - Quiz
Waarop schrijf je de lagenmaat af?
A
De profielen.
B
De koppellatten.
C
De metselstenen.
D
De schoren.
Slide 9 - Quiz
Een rollaag boven een kozijn heeft 11 lagen. Hoeveel voegen heeft de rollaag?
A
10 stuks.
B
11 stuks.
C
13 stuks.
D
12 stuks.
Slide 10 - Quiz
Hoe controleer je of een kozijn haaks is voordat je gaat metselen?
A
Door langs alle zijden een stelwaterpas te leggen.
B
Door de diagonalen van het kozijn na te meten.
C
Door alle vier de zijden van het kozijn na te meten.
D
Met alle hoeken na te meten met een winkelhaak.
Slide 11 - Quiz
Wat is de kleinste steen die je in een metselverband mag gebruiken?
A
Strek.
B
Klezoor.
C
Halve steen.
D
Drieklezoor.
Slide 12 - Quiz
Welk gereedschap is geschikt om een steen arm te hakken?
A
Troffel.
B
Steenklover.
C
Gevelsteenknipper.
D
Moker en beitel.
Slide 13 - Quiz
Je metselt een vlakke muur. Wat is de maximale afstand tussen de stenen en de draad?
A
1 á 2 mm.
B
2 á 3 mm.
C
4 á 5 mm.
D
3 á 4 mm.
Slide 14 - Quiz
Waarom maak je een koppenlat als je sparingen controleert?
A
Om te tellen hoeveel koppen er in de sparing zitten.
B
Om de hoogte van de sparing te controleren.
C
Om de kopmaat van de metselsteen te controleren.
D
Om te controleren of de sparing in het metselverband past.
Slide 15 - Quiz
Waarom ga je bij uitkrabben drie maal met de voegspijker door de voeg?
A
Om alle gaten in de specie dicht te smeren.
B
Om de voeg diep genoeg uit te krabben.
C
Om de specie goed aan te drukken.
D
Om de voeg rechthoekig uit te krabben.
Slide 16 - Quiz
Wat doe je om vervuiling vanaf de steigerdelen op de gemetselde muur te voorkomen?
A
Je brengt doorwerknetten aan voor de steiger.
B
Je dekt de gemetselde muur boven de steigerdelen af met folie.
C
Je zet het steigerdeel schuin tegen de gemetselde muur.
D
Je legt na het metselen het eerste steigerdeel van de gevel af.
Slide 17 - Quiz
In welke container gooi je specieresten?
A
De puincontainer.
B
De restafvalcontainer.
C
De houtcontainer.
D
De chemisch afvalcontainer.
Slide 18 - Quiz
Een buitenspouwblad voor een gevel is 6000 mm lang en 3000 mm hoog. De oppervlakte van de gevelsparingen is 25% van de gevel. Reken met 75 stenen per m2. Bereken de hoeveelheid stenen die nodig is.