Lezen en ICT - soorten vragen en soorten antwoorden

Lezen en ICT - soorten teksten en vragen
Leerdoelen:
- de student heeft een beeld van de soorten teksten
- de student heeft een beeld van de soorten vragen
- de student kan zich beter voorbereiden op het examen.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1-3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen en ICT - soorten teksten en vragen
Leerdoelen:
- de student heeft een beeld van de soorten teksten
- de student heeft een beeld van de soorten vragen
- de student kan zich beter voorbereiden op het examen.

Slide 1 - Slide

Examenteksten zijn meestal totaal niet interessant. Eens of oneens?

Slide 2 - Open question

In een betogende tekst:
A
staat de mening van de schrijver, onderbouwd met argumenten.
B
staat een beschrijving van diverse onderwerpen
C
geeft de schrijver een instructie.

Slide 3 - Quiz

In het centraal examen zijn informatieve teksten vaak (achtergrond)artikelen uit kranten, tijdschriften en nieuwswebsites.
A
niet waar
B
waar

Slide 4 - Quiz

Een steekhoudend argument is:
A
een argument dat van goede kwaliteit is.
B
een ondeugdelijk argument

Slide 5 - Quiz

Een drogreden is:
A
een redenering die niet correct is
B
een redenering die klopt

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Voorbeeldvragen: tekstsoorten kunnen benoemen
Waarvoor is deze tekst in hoofdzaak bedoeld?
0 om de lezer te amuseren
0 om de lezer te informeren
0 om de lezer te overtuigen

Slide 8 - Slide

Voorbeeldvragen: kan de hoofdgedachte in eigen woorden weergeven
Welke zin eeft het best de hoofdgedachte van de tekst weer?
0 De nieuwe filmindustrie moet de verspreiding van haar films aan deze tijd aanpassen.
0 De Nederlandse filmindustrie moet het alleenrecht op verspreiding van haar films opeisen.
0 De Nederlandse filmindustrie moet het downloaden van haar films gerechtelijk aanpakken.

Slide 9 - Slide

Voorbeeldvragen: begrijpt en herkent relaties als oorzaak-gevolg, middel-doel, opsomming
In welke alinea wordt uitgelegd waarom dat zo is?
0 in alinea 13
0 in alinea 14
0 in alinea 15

Slide 10 - Slide

Voorbeeldvragen: maakt onderscheid tussen standpunt en argument
In alinea 6 staat: "Zij kan maar moeilijk afstand doen van haar macht over de beschikbaarheid van films."
Dit is:
0 een argument
0 een conclusie
0 een standpunt

Slide 11 - Slide

Voorbeeldvraag: maakt onderscheid tussen drogreden en argument (3F)
''Ik hoor het zelf ook om me heen van mensen: geconcentreerd een boek lezen vinden ze moelijker dan vroeger.'' Waarom is dit een ondeugdelijk argument?
0 omdat hij een conclusie trekt op basis van enkele waarnemingen
0 omdat hij een beroep doet op de meerderheid die een bepaald standpunt aanhangt
0 omdat hij een beroep doet op zijn autoriteit als wetenschapper

Slide 12 - Slide

Voorbeeldvragen: trekt conclusies naar aanleiding van (een deel van de) tekst
In alinea 2 gaat het over het verschil tussen de MRI en de fMRI.
Wat is het belangrijkste verschil?
0 De MRI kan hersenactiviteit constateren, de fMRI kan hersenactiviteit opwekken.
0 De MRI maakt alleen foto's, de fMRI kan ook filmen.
0 De MRI traceert magnetische trilling, de fMRI traceert moleculen.

Slide 13 - Slide

Samenvat-vragen
Welke van de volgende zinnen horen in de samenvatting thuis en welke niet? 
- bij elke zin kruis je 'wel' of 'niet' aan

Slide 14 - Slide

Opdracht
1 Lees de tekst die je krijgt van je docent.
2 Bedenk met een medestudent:
- twee soorten vragen met
- drie of vier antwoorden.
3 Schrijf de vragen en antwoorden op het blaadje met de tekst.
- omcirkel het goede antwoord
- arceer het tekstgedeelte waar het antwoord kunt vinden.
4 Lever je blaadje in bij je docent.
5 Tijd over? Oefen met een voorbeeldexamen op www.oefenen.facet.onl


Slide 15 - Slide