M1 Paragraaf 4.1 en 4.2 uitleg (week 5)

M1 NE paragraaf 4.1 en 4.2
Fictie en gedicht
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

M1 NE paragraaf 4.1 en 4.2
Fictie en gedicht

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kent de literaire begrippen van hst 1, 2 en 3 fictie;
  2. Je kent de literaire begrippen van hst 1, 2 en 3 gedicht;
  3. Je weet wat spanning is en wat spanningsvragen zijn;
  4. Je weet wat eindrijm is.

Slide 2 - Slide

Week 5
  1. PTD woorden, grammatica en spelling hst 2 en 3
  2. M. paragraaf 4.1 opdracht 1 t/m 8
  3. M. paragraaf 4.2 opdracht 1 t/m 7

Slide 3 - Slide

Planning
  • Les 1: PTD 
  • les 2: Uitleg fictie + zelfstandig werken
  • Les 3: Uitleg gedicht + zelfstandig werken
  • Les 4: zelfstandig werken

Slide 4 - Slide

Wat weet je al?

Slide 5 - Slide

Fictie is ...
A
alles wat niet verzonnen is
B
alles wat verzonnen is
C
verhalen die in het echt kunnen gebeuren
D
verhalen die niet in het echt kunnen gebeuren

Slide 6 - Quiz

Non-Fictie is ...
A
alles wat niet verzonnen is
B
alles wat verzonnen is
C
verhalen die in het echt kunnen gebeuren
D
verhalen die niet in het echt kunnen gebeuren

Slide 7 - Quiz

Pinokkio is een goed voorbeeld van ...
A
Realistische fictie
B
Niet-realistische fictie

Slide 8 - Quiz

Een nieuwsbericht in de krant is ...
A
fictie
B
non-fictie
C
realistische fictie
D
niet-realistische fictie

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je een persoon in een verhaal?

Slide 10 - Open question

Dit personage leer je vooral van een afstandje kennen.
A
hoofdpersoon
B
bijfiguur

Slide 11 - Quiz

Dit personage leer je vooral kennen door wat hij doet of zegt
A
hoofdpersoon
B
bijfiguur

Slide 12 - Quiz

Dit personage leer je vooral kennen door wat hij denkt, doet en zegt
A
hoofdpersoon
B
bijfiguur

Slide 13 - Quiz

Van dit personage lees je de gevoelens en gedachtes.
A
hoofdpersoon
B
bijfiguur

Slide 14 - Quiz

Dit personage leer je het beste kennen.
A
hoofdpersoon
B
bijfiguur

Slide 15 - Quiz

Dit personage leer je het beste kennen.
A
hoofdpersoon
B
bijfiguur

Slide 16 - Quiz

Door wat een personage meemaakt, kan hij veranderen. Hoe noemen we dat als een personage in het verhaal verandert?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Welke spanningsvraag roept deze foto bij je op?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat is een cliffhanger?
A
het hoofdstuk eindigt op een spannend moment
B
een spannend moment
C
iemand die aan een cliff hangt
D
fitie

Slide 22 - Quiz

Heb je laatst nog een aflevering van een serie gezien die eindigde met een cliffhanger?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Week 5
  1. PTD woorden, grammatica en spelling hst 2 en 3
  2. M. paragraaf 4.1 opdracht 1 t/m 8
  3. M. paragraaf 4.2 opdracht 1 t/m 7

Slide 24 - Slide

Poëzie

Slide 25 - Slide

Waaraan herken je
een gedicht?

Slide 26 - Mind map

Slide 27 - Slide

Welk gedicht of versje
herinner je nog
van toen je klein was?

Slide 28 - Mind map

Welke woorden rijmen er bij eindrijm?
A
de eerste woorden
B
de middelste woorden
C
de laatste woorden

Slide 29 - Quiz

Voor welke teksten is het handig dat ze rijmen?
A
een brief
B
een liedtekst
C
een versje

Slide 30 - Quiz

Wat is het voordeel van rijm?
A
het klinkt mooi
B
je kan het makkelijker onthouden
C
de zinnen lijken te kloppen

Slide 31 - Quiz

Boek 1B blz. 21 
  1. Wat is de titel?
  2. Hoeveel strofen heeft het gedicht?
  3. Hoeveel versregels heeft het gedicht?
  4. Wie is de dichter?

Slide 32 - Slide

Brief voor mijn ouders (blz. 21)
Beste ouders
Vanochtend heb ik besloten 
om van jullie te scheiden.
Ik denk dat er ooit wel tijden 
aanbreken waarin we vrienden
kunnen zijn. Maar voorlopig
lijkt afstand me verstandig 
en voor alle partijen fijn.

Slide 33 - Slide

Welke woorden rijmen in de eerste strofe van het gedicht 'Brief voor mijn ouders'?
A
besloten - scheiden
B
scheiden - tijden
C
vrienden -voorlopig
D
voorlopig - verstandig

Slide 34 - Quiz

Week 5
  1. PTD woorden, grammatica en spelling hst 2 en 3
  2. M. paragraaf 4.1 opdracht 1 t/m 8
  3. M. paragraaf 4.2 opdracht 1 t/m 7

Slide 35 - Slide