4 a In de zeegaten en de geulen.
b Omdat het water sneller stroomt. Dan bezinken alleen de zwaardere deeltjes.
c Dan stroomt het water niet of nauwelijks omdat de vloedstromen uit twee geulen samenkomen.
d/e Zie W5.
5 a figuur 1 (duinen, strand): aan de Noordzeekant van Schiermonnikoog
figuur 4 (zandbanken): aan de westkant van Schiermonnikoog, langs het zeegat
figuur 5 (kwelder met slenk en duinen op de achtergrond): aan de Waddenzeekant van Schiermonnikoog, in het oosten van het eiland (oostelijk van de Banckspolder)