24a: 1. somos = wij zijn (a) 2. es = hij is (a)
3. eres = jij bent (b) 4. soy = ik ben (a)
24b: In het Nederlands gebruik je twee woorden, in het
Spaans maar eentje ;-) --> soy = ik ben
24c: 1. ¿Eres alemán? 2. Es profesor
3. Soy un chico 4. ¿De dónde son?