36. a. Een glanzend oppervlak
weerkaatst warmtestraling.
b. Wit weerkaatst warmte, dan
blijft het ijs beter koud.
c. Zo weerkaats je de straling die
anders door de muur erachter
geabsorbeerd zou worden.
d. De warmtestraling die ze
afgeven wordt weerkaatst naar
hun eigen lichaam. Zo koelen
ze niet teveel af.
37. Sneeuw is wit en weerkaatst dus
warmte. De zwarte as absorbeert
warmte.
38. a. Glanzend en lichte kleur, dan
wordt de warmtestraling het
beste weerkaatst.
b. Zwart, dat absorbeert de
warmte zoveel mogelijk.