We gebruiken comparative adjectives om mensen, dieren, dingen of plaatsen met elkaar te vergelijken (compare)
Om dit te doen gebruiken we :
Korte woorden 1 of 2 lettergrepen= Adjective+ er + than = I am taller than my mother: quite, brave, sad, happy
Lange woorden 3 lettergrepen= More + adjective + than = English is more interesting than Maths: successful, intelligent
Spelling:
Short adjectives= + er : stronger
Short adjectives ending in –e : +r: cuter
Short adjectives ending in vowel + consontant: dubbel consonant (klinker+ medeklinker= dubbele medeklinker): +er bigger
Adjectives ending in –y: +ier: happier, friendlier