Paragraaf 10.6/10,7: Mutaties/Biotechnologie

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
1ste uur:
  • VWO: uitleg paragraaf 10.6/10.7
  • HAVO: Opdrachten paragraaf 11.1/11.2 of samenvatten

2e uur:
  • HAVO: uitleg paragraaf 11.3/11.4/11.5
  • VWO: Oefen opdrachten paragraaf 10.6/10.7

Slide 2 - Slide

Paragraaf 10.6: Mutaties
Mutaties

Slide 3 - Slide

Lesdoelen


1.  Je kunt de verschillende vormen en gevolgen van mutaties beschrijven.

Slide 4 - Slide

Dus...
Je kunt benoemen......

..... wat een mutatie is.
..... welke mutaties voorkomen.
..... wat de oorzaken van mutaties kunnen zijn.
..... wat de gevolgen van mutaties kunnen zijn.

Slide 5 - Slide

Nog even herhalen...
DNA --> bestaat uit nucleotiden
Nucleotide (DNA) --> bestaat uit stikstofbase, desoxyribose en fosfaatgroep.
Nucleotide (RNA) --> bestaat uit stikstofbase, ribose en fosfaatgroep.

De volgorde van basen vormen een code
Codon (3 basen) --> codeert voor één aminozuur.
- Ribosoom leest de codons (in mRNA) en zet de aminozuren in de juiste volgorde --> Productie van eiwitten

Slide 6 - Slide

Mutaties
Mutaties: veranderingen in basenvolgorde van DNA.

Varianten:
Genmutatie (puntmutatie)-->
chromosoommutatie
genoommutatie / ploïdiemutatie

Slide 7 - Slide

Genmutatie
Er zijn verschillende typen mutaties, de eerste is de puntmutatie: een verandering in één nucleotidepaar.
Substitutie: vervanging van nucleotiden door andere nucleotiden.
Deletie: nucleotiden zijn uit het DNA verwijderd.
Insertie: nucleotiden zijn aan het DNA toegevoegd.



Slide 8 - Slide

sem gaf een vis aan els die bij ans zat
Het maakt verschil in hoe codons worden afgelezen, als in deze zin een nucleotide (letter e uit woord 'een') wordt verwijderd:


dan krijg je na mutatie:

sem gaf env isa ane lsd ieb ija nsz at

Er wordt dan een ander eiwit gemaakt, of het gen wordt onleesbaar.

Slide 9 - Slide

Chromosoommutatie
Wanneer er tijdens de meiose delen van een chromosoom afbreken en zich aan een ander chromosoom hechten, spreken we van een chromosoommutatie.
Elk chromosoom heeft zijn eigen haplotype, de unieke combinatie van allelen die op één chromosoom voorkomt. Dit haplotype kan veranderen bij crossing-over: twee chromatiden van homologe chromosomen kunnen tijdens meiose I stukken DNA uitwisselen, zie rood& blauw in de afbeelding

Slide 10 - Slide

Mutaties
Chromosoommutaties  -->
chromosoom wordt korter/langer; een stukje chromosoom wordt verplaatst: translocatie

Slide 11 - Slide

Genoommutatie
Hierbij verandert het aantal chromosomen in een cel. Oorzaken, bij het ontstaan van geslachtscellen:
- Tijdens meiose I blijft een paar homologe        chromosomen aan elkaar 
- Tijdens meiose II gaan de beide chromatiden    van een chromosoom niet uit elkaar. 
--> Non-disjunctie
Meestal is de zygote niet levensvatbaar, wel bij bijv Trisomie 21: syndroom van Down.

Slide 12 - Slide

Oorzaken mutaties
- Fouten tijdens DNA-replicatie
- Virussen, bacterien en schimmels
- DNA-schade door invloeden van buitenaf: 
- radioactieve-/röntgen-/
UV-straling (mutagene straling)
- chemische stoffen (mutagene stoffen)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Effect van mutaties
Mutaties kunnen in elke cel optreden. 

Maar de mutaties hebben geen effect als:
  • maar één cel muteert 
  • het gemuteerde gen/allel niet gebruikt wordt
  • de puntmutatie codeert voor hetzelfde aminozuur
  • een recessieve mutatie ontstaat

Slide 15 - Slide

Gevolgen mutaties
Mutant: een organisme waarbij een mutatie in het fenotype te zien is.
> Geen gevolg (neutrale mutatie)
> Positief gevolg (nieuwe eigenschap)
> Negatief gevolg (verlies van eigenschap)
Effecten:
- eiwit werkt niet meer (bv. bij albinisme)
- stoornissen (syndroom van Down)
- embryo niet meer levensvatbaar (miskraam)
- variatie in genotype van een soort (voordeel in veranderlijk milieu) 

Slide 16 - Slide

mutatie in lichaamscel / mutatie in geslachtscel

Slide 17 - Slide

Het DNA-repairsysteem
In cel zijn continu enzymen  op zoek naar fouten in replicatie en worden de fouten hersteld. Eerder kan cel niet delen. Het tumorsuppressorgen zorgt ervoor dat de celcyclus stil komt te liggen.

Bij teveel of onherstelbare schade: apoptose (celdood) gestart

Slide 18 - Slide

Het DNA-repairsysteem 1
Per dag vinden er een heleboel mutaties plaats, welke continu opgespoord en gerepareerd worden door het DNA-repairsysteem. 

Tijdens de replicatie:
DNA-polymerase merkt verkeerd ingebouwde of kapotte nucleotiden op en zorgt er vervolgens voor dat de juiste worden ingebouwd. Het enzym ligase plakt het nieuwe aan het oude DNA. 

Slide 19 - Slide

Het DNA-repairsysteem 2
Wanneer DNA-replicatie in een cel plaatsvindt voordat de enzymen hun werk hebben voltooid, zorgt het suppressorgen dat de celcyclus stil komt te liggen en de dochtercellen niet ook dezelfde DNA-schade hebben. Er zijn twee opties: óf diverse eiwitten, gemaakt door expressie van het suppressorgen, voorkomen dat de cel zich deelt voor de schade is hersteld, óf een cel met teveel of onherstelbare schade gaat door diezelfde eiwitten over tot apoptose.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Ontstaan van kanker
  • Suppressorgenen en proto-oncogen reguleren celdeling van lichaamscellen
  • Na mutatie in suppressorgen geen rem meer op celcyclus. Alle dochtercellen krijgen de mutatie mee
  • Proto-oncogen: vóór-kankergen. Door mutatie of toename genexpressie kan proto-oncogen veranderen in oncogen (zorgt voor abnormaal snel groeien en delen van de cel
  • Tumorsuppressorgenen: wanneer dit gen er niet voor zorgt dat cel overgaat tot apoptose, kan gezwel (tumor) ontstaan
  • Tumor: geen verstoring weefsel en  geen cellen uitzaaien dan goedaardig
  • Kanker: kwaadaardige tumor. Weefselstructuur kapot door behoefte aan voeding dus bloedtoevoer en cellen laten los voor elders gezwel

Slide 24 - Slide

Het ontstaan van kanker

Slide 25 - Slide

Lesdoel check!
Kan jij:


-   de verschillende vormen en gevolgen van mutaties beschrijven?

Slide 26 - Slide

Welke mutaties hebben veelal grotere gevolgen?
A
Mutaties in DNA van lichaamscellen
B
Chromosoommutaties in DNA van geslachtscellen
C
Mutaties in niet-coderend DNA
D
Puntmutaties in coderend DNA

Slide 27 - Quiz

Match het type mutatie met de juiste beschrijving. 
CHROMOSOOM
MUTATIE
GENOOM
MUTATIE
GEN
MUTATIE
Bijv. monosomie of trisomie
Een verandering van het haplotype
Een mutatie in een stuk DNA dat codeert voor een eiwit
Bijv. translocatie
Een mutatie die leidt tot meer of minder dan 46 chromosomen per cel 
Een verandering van één basepaar

Slide 28 - Drag question

Mutaties in genen hoeven geen gevolgen te hebben omdat
A
Niet alle genen voor alle cellen noodzakelijk zijn
B
het inbouwen van een ander aminozuur niet tot een disfunctioneel eiwit hoeft te leiden
C
sommige mutaties tot hetzelfde aminozuur leiden
D
geen idee

Slide 29 - Quiz

Bij het syndroom van Down betreft het een ;
A
genoommutatie
B
Chromosoommutatie
C
puntmutatie

Slide 30 - Quiz

Paragraaf 10.7: Biotechnologie

Slide 31 - Slide

Lesdoelen


1.  Je kunt verschillende technieken en toepassingen van biotechnologie beschrijven.

Slide 32 - Slide

Biotechnologie
Biotechnologie is verzamelnaam voor technieken waarbij organismen worden gebruikt.

Klassieke biotechnologie
Moderne biotechnologie

Slide 33 - Slide

Polyploïdie

  • vergroot opbrengst gewassen



Gebruik colchicine: spoelfiguur wordt afgebroken

hierdoor polyploïdie: veelvoud van het aantal chromosomen

Slide 34 - Slide

Kloneren
Kunstmatig zorgen voor nakomelingen die allemaal hetzelfde genotype hebben, noemt men kloneren.

Bekende manieren:
embryosplitsing
celkerntransplantatie

Slide 35 - Slide

Genetische modificatie
= aanpassen van genetische eigenschappen van een organisme 

Recombinant-DNA: DNA inbrengen vanuit een ander individu
Dezelfde soort: cisgeen
Andere soort: transgeen


Slide 36 - Slide

Modificeren met virussen
mRNA omzetten in DNA met reverse-transcriptase

Enkelstrengs DNA wordt door DNA-polymerase omgezet in dubbelstrengs cDNA (copy-DNA)

Slide 37 - Slide

 Geninactivering
Geninactivering met antisense-DNA

Uitschakelen genen nuttig voor onderzoek genfunctie: knock-out

Slide 38 - Slide

Waren er lastige onderdelen?
Of heb je nog vragen over bepaalde onderdelen?

Slide 39 - Open question

Aan de slag!
 

VWO: 
Paragraaf 10.6: Opdrachten 72 t/m 80
Paragraaf 10.7: Opdrachten  82 t/m 91


Opdrachten niet af = huiswerk














Slide 40 - Slide