Soms moet je een medeklinker verdubbelen: som – sommetje.
Slide 5 - Slide
Let goed op:
Van sommige woorden op ng maak je het verkleinwoord met je; de g wordt dan een k: haring – harinkje.
Van andere woorden op ng maak je het verkleinwoord met etje:
ring – ringetje
Slide 6 - Slide
Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld: pyjama – pyjamaatje; café – cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje.
Bij woorden op i verandert de i in ie: ski – skietje.
Slide 7 - Slide
Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: baby – baby’tje; maar als er een klinker voor de y staat, komt er geen apostrof: cowboy – cowboytje.
Bij afkortingen komt een apostrof: wc – wc’tje.
Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad – blaadje.