H4 | Telwoord & tussenletters samenstellingen

Welkom!
Leg klaar:
  • Pen & papier
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Leg klaar:
  • Pen & papier

Slide 1 - Slide

Camera's aan!

Slide 2 - Slide

Wat is groen en drijft??

Slide 3 - Mind map

Deze les
  • Afronden telwoorden (grammatica: woordsoorten)
  • Uitleg tussenletters in samenstellingen (spelling) 
  • Bespreken opdr. 7 telwoorden

We bespreken volgende week het online SO.

Slide 4 - Slide

Telwoord
Grammatica: woordsoorten

Slide 5 - Slide

Telwoorden
Bepaald
Onbepaald
Hoofdtelwoord
precies aantal
zeven, duizend
onprecies aantal
veel, alles, weinig
Rangtelwoord
precieze plek in rij
dertiende, miljoenste
onprecieze plek in rij
middelste, zoveelste

Slide 6 - Slide

'Ik heb mijn broertje nu al voor de honderdste keer gevraagd zijn spullen op te ruimen'

Het telwoord in deze zin is een ...
A
Bepaald hoofdtelwoord
B
Onbepaald hoofdtelwoord
C
Bepaald rangtelwoord
D
Onbepaald rangtelwoord

Slide 7 - Quiz

'Gisteren hebben bijna alle kinderen uit mijn klas meegedaan aan de sportdag'

Het telwoord in deze zin is een ...
A
Bepaald hoofdtelwoord
B
Onbepaald hoofdtelwoord
C
Bepaald rangtelwoord
D
Onbepaald rangtelwoord

Slide 8 - Quiz

'Het is met dit tempo maar de vraag of we ooit bij het laatste hoofdstuk aankomen'

Het telwoord in deze zin is een ...
A
Bepaald hoofdtelwoord
B
Onbepaald hoofdtelwoord
C
Bepaald rangtelwoord
D
Onbepaald rangtelwoord

Slide 9 - Quiz

'Heb je gisteren die twee nieuwe programma's op tv gezien?

Het telwoord in deze zin is een ...
A
Bepaald hoofdtelwoord
B
Onbepaald hoofdtelwoord
C
Bepaald rangtelwoord
D
Onbepaald rangtelwoord

Slide 10 - Quiz

Tussenletters in samenstellingen
Spelling

Slide 11 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
Pannenkoek
B
Pannekoek

Slide 12 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
Lievelingschrijver
B
Lievelingsschrijver

Slide 13 - Quiz

Tussenletters in samenstellingen
Wat zijn samenstellingen?
Twee of meer woorden die samen een nieuw woord maken

fiets + tas = fietstas
maan + schijn = maneschijn
in + bouw + kasten + bedrijf + eigenaar = inbouwkastenbedrijfseigenaar

Slide 14 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
Wanneer moet er een -s in een samenstelling?
  • Je schrijft alleen een -s als je hem hoort
    Valentijnsdag, meningsverschil, koksopleiding
  • Kun je het niet zeker weten omdat het tweede deel begint met een -s? Vervang het laatste deel dan door een ander woord.
    bruidssluier,       want  --> bruidsjurk & bruidsmeisje
    liefdesscène,     
    want  --> liefdesbaby & liefdesverklaring
    hoofdstad,          want  --> hoofdweg & hoofdindeling

Slide 15 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
Wanneer moet er een -(e)n in een samenstelling?
  • Als het eerste deel een znw is EN het heeft in het meervoud alleen -(e)n.
    paardenbloem, pannenkoek, stoelendans

Wanneer moet er dus geen -(e)n in een samenstelling?:
  • Het eerste deel heeft geen meervoud                                rijstepap
  • Van het eerste deel is er maar één                                       zonneschijn
  • Een van de delen is geen znw                                                reuzefijn, blindedarm
  • Het eerste deel heeft (ook) een -s in het meervoud    secondewijzer

Slide 16 - Slide

Hoe spel je deze samenstelling?

station + chef
A
stationchef
B
stationschef

Slide 17 - Quiz

Hoe spel je deze samenstelling?

plant + pot
A
plantepot
B
plantenpot

Slide 18 - Quiz

Hoe spel je deze samenstelling?

beer + sterk
A
beresterk
B
berensterk

Slide 19 - Quiz

Hoe spel je deze samenstelling?

groente + soep
A
groentesoep
B
groentensoep

Slide 20 - Quiz

Hoe spel je deze samenstelling?

bank + winkel
A
bankewinkel
B
bankenwinkel

Slide 21 - Quiz

Hoe spel je deze samenstelling?

bioscoop + stoel
A
bioscoopstoel
B
bioscoopsstoel

Slide 22 - Quiz

Planning:

Eerst bespreken:
Opdr. 7 van Telwoorden

Wie:
- Niet gemaakt of score onder 70%
- Ik noem je naam als je mag gaan


Daarna maken:
Hoofdstuk: 4
Paragraaf: spelling
Opdrachten: 1 & 2
--> In Nieuw Nederlands Online

Wie:
Iedereen (= huiswerk)

Slide 23 - Slide

Bespreken opdr. 7
  • olw = onbepaald lidwoord                                                     een
  • blw = bepaald lidwoord                                                          de & het
  • aanw.vnw = aanwijzend voornaamwoord                      dat meisje, deze tafel
  • vr.vnw = vragend voornaamwoord                                    wie heeft mijn bril gezien?
  • pers.vnw = persoonlijk voornaamwoord                        de bal is van hem, ik ben op vakantie
  • bez.vnw = bezittelijk voornaamwoord                             het is zijn bal
  • bep.hoofdtelw = bepaald hoofdtelwoord
  • onbep.hoofdtelw = onbepaald hoofdtelwoord
  • bep.rangtelw = bepaald rangtelwoord
  • onbep.rangtelw = onbepaald rangtelwoord

Slide 24 - Slide

Bespreken opdr. 7
De naam van de vierde (___________) dag van de week hebben we (___________) afgeleid van Donars dag (Duits: Donnerstag), het Germaanse woord voor het Latijnse Dies lovis, de dag van Jupiter, de Romeinse oppergod. De Latijnse naam zie je (___________) nog in het Italiaanse giovedi en het Franse jeudi. De Germaanse god van de (___________) donder, Donar, zag men als de evenknie van Jupiter.

Slide 25 - Slide

Bespreken opdr. 7
Donar is de Noorse god Thor. Deze (___________) naam vind je nog terug in het Engels: Thursday. Wat voor (___________) iemand was Thor? Thor was als kind al sterk. Ook bleek hij (___________) moeilijk opvoedbaar. Daarom werd hij grootgebracht door twee (___________) bliksemgeesten. Hij groeide uit tot een (___________) enorme man, met heel veel (___________) kracht.

Slide 26 - Slide