Oefenopgave - beeldaspecten

Oefenopgave - beeldaspecten
Maak de oefenopgaven en test of jij de behandelden beeldaspecten en begrippen begrijpt. Je mag hierbij gebruik maken van de begrippenlijst. 
(Let op: Tijdens de 'echte' toets mag je deze begrippenlijst er niet bijhouden).
1 / 41
next
Slide 1: Slide
TekenenMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefenopgave - beeldaspecten
Maak de oefenopgaven en test of jij de behandelden beeldaspecten en begrippen begrijpt. Je mag hierbij gebruik maken van de begrippenlijst. 
(Let op: Tijdens de 'echte' toets mag je deze begrippenlijst er niet bijhouden).

Slide 1 - Slide


Waar of niet waar: De aspecten van de voorstelling zijn simpelweg dat wat je ziet in een kunstwerk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz


Waar of niet waar: De belangrijkste beeldaspecten, zoals licht, kleur, textuur, ruimte, vorm, structuur en compositie, worden ook wel de aspecten van de vormgeving genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Beeldaspect: Ruimte

Slide 4 - Slide

In dit kunstwerk wordt duidelijk vanuit één perspectief gekeken.
Welke vorm van perspectief is hier toegepast?
A
Kikvors perspectief
B
Linear perspectief
C
Atmosferisch perspectief
D
Vogelvlucht perspectief

Slide 5 - Quiz

Vanuit welk perspectief maakt het kunstwerk gebruik? Sleep het werk naar de juiste vak.
Kikvors perspectief
Staande mens (ooghoogte)
Vogelvlucht perspectief

Slide 6 - Drag question


In het atmosferisch perspectief worden kleuren en vormen steeds vager naarmate je verder weg kijkt. Dit gebeurt door druppeltjes en stofdeeltjes in de atmosfeer. Welke vormen van vervaging horen bij het atmosferisch perspectief?

Slide 7 - Open question

In dit kunstwerk worden verschillende technieken gebruikt om ruimte te creëren. Welke van de volgende opties zijn van toepassing op het beeld? Vink de juiste antwoorden aan.
A
Repoussoir, hoger plaatsen en verkleining
B
Hoger plaatsen en verkorting
C
Hoger plaatsen, overlapping en verkleining
D
Repoussoir, atmosferisch perspectief en hoger plaatsen.

Slide 8 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de techniek waarbij een grote donkere vorm aan de voorgrond de rest van de voorstelling naar achteren drukt?

Slide 9 - Open question

Welke begrippen zijn van toepassing op deze foto van de Eiffeltoren?

Er zijn meerdere antwoorden juist.
A
Atmosferisch perspectief, afsnijding en verkleining
B
Kikvors perspectief, afsnijding en verkleining
C
Afsnijding en verkleining
D
Atmosferisch perspectief en afsnijding

Slide 10 - Quiz

Beeldaspect: Vorm

Slide 11 - Slide

Je maakt een beeld van een olifant en maakt het zo realistisch mogelijk. Je maakt dan een .... vorm (vul in).

Slide 12 - Open question

Je hebt een schilderij gemaakt. Wat het voorstelt is niet/nauwelijks herkenbaar. Het is een .... vorm (vul in).

Slide 13 - Open question

Wat zijn organische vormen en waaraan kun je ze herkennen? Leg uit

Slide 14 - Open question

Wat zijn geometrische vormen en waaraan kun je ze herkennen? Leg uit

Slide 15 - Open question

Deze vorm is ...
A
Open
B
Gesloten
C
abstract
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 16 - Quiz

Deze vorm is ...
A
Geometrisch
B
Gestileerd
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Beide antwoorden zijn fout

Slide 17 - Quiz

Deze vorm is ...
A
Gestileerd en organisch
B
Abstract en organisch
C
Figuratief en geometrisch
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 18 - Quiz

Deze vorm is ...
A
Abstract
B
Geabstraheerd
C
Figuratief

Slide 19 - Quiz

Deze vorm is ...
A
Figuratief
B
Open
C
Gesloten
D
Organisch

Slide 20 - Quiz

Sleep de vormen naar het juiste begrip
Organische vormen
Geometrische vormen

Slide 21 - Drag question

Beeldaspect: Textuur

Slide 22 - Slide

Een textuur is de zichtbare en voelbare aard van een oppervlak. Noem drie voorbeelden van een textuur.

Slide 23 - Open question

Materiaal is vaak opgebouwd uit verschillende onderdelen. Textiel is opgebouwd uit draden, een vacht uit haren. Hoe noem je de samenstelling van een materiaal?

Slide 24 - Open question

Als je een textuur nabootst in een ander materiaal bv. potlood, verf, klei of marmer, dan noem je dit .... (vul in).

Slide 25 - Open question

Sleep de afbeeldingen naar het juiste begrip
Textuur
Structuur
Stofuitdrukking

Slide 26 - Drag question

Beeldaspect: Compositie
Ordening

Slide 27 - Slide

Leg in je eigen woorden het begrip compositie uit.

Slide 28 - Open question

- veel horizontale en verticale lijnen
- Weinig beweeglijke vormen
- een gelijkmatige verdeling van kleuren en vormen
- weinig contrast

Bij welke soort compositie horen deze kenmerken?
A
Een dynamische compositie
B
Een statische compositie

Slide 29 - Quiz

- veel diagonale/schuinen lijnen en gebogen richtingen
- veel wisselende richtingen
- veel verschillende beweeglijke vormen
- veel contrasten (bijv. in kleur, vorm en/ of licht en donker)

Bij welke soort compositie horen deze kenmerken?

A
Een statische compositie
B
Een dynamische compositie

Slide 30 - Quiz

Wat voor soort compositie zie je hier?

Kies: statisch of dynamisch
A
Een statische compositie
B
Een dynamische compositie

Slide 31 - Quiz

Wat voor soort compositie zie je hier?

Kies: statisch of dynamisch
A
Een statische compositie
B
Een dynamische compositie

Slide 32 - Quiz

Wat voor soort compositie zie je hier?

Kies: statisch of dynamisch
A
Een statische compositie
B
Een dynamische compositie

Slide 33 - Quiz

Er zijn veel verschillende soorten composities. Noem er zoveel mogelijk!

Slide 34 - Mind map

Welke soort compositie zie je in het voorbeeld?
A
een centrale compositie
B
een diagonale compositie
C
een overall compositie
D
een horizontale compositie

Slide 35 - Quiz

Welke soort compositie zie je in het voorbeeld?
A
Een overall compositie
B
Een centrale compositie
C
Een assymetrische compositie
D
Een horizontale compositie

Slide 36 - Quiz

Welke soort compositie zie je in het voorbeeld?
A
Een verticale compositie
B
Een horizontale compositie
C
Een overall compositie
D
Een symmetrische compositie

Slide 37 - Quiz

Welke soort compositie zie je in het voorbeeld?
A
Een overall compositie
B
Een driehoeks compositie
C
Een vierkante compositie
D
Een diagonale compositie

Slide 38 - Quiz

Welke soort compositie zie je in het voorbeeld?
A
Een horizontale compositie
B
Een verticale compositie
C
Een diagonale compositie
D
Een overall compositie

Slide 39 - Quiz

Welke soort compositie zie je in het voorbeeld?
A
Een diagonale compositie
B
Een overall compositie
C
Een centrale compositie
D
Een driehoeks compositie

Slide 40 - Quiz

Welke soort compositie heeft de kunstenaar hier gebruikt en waaraan kun je dit duidelijk herkennen.
noem één aspect van de voorstelling EN één aspect van de vormgeving.

Slide 41 - Open question