Leesvaardigheid les3 + if/when + each/both

1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

The thirteenth of December
13-12-2021

Welcome M3A


Slide 2 - Slide

All you need is this!
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Scavenger Hunt

Slide 4 - Slide

Speurtocht

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

What do you have to do?
  1. Teams of 4 & two teams of 3
  2. 1 leader, 1 writer, 2 seekers
  3.  Each team gets a T-card & question paper (11) 
  4. Find which question belongs to the text and answer it
  5. Winners get a price! 1st, 2nd, 3rd
timer
20:00
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Take this and log in
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Doel 


Je kan belangrijke informatie uit de tekst halen en begrijpen.


Slide 11 - Slide

Did you reach the goal?
Je kan belangrijke informatie uit de tekst halen en begrijpen.
ja
nee
moet nog oefenen

Slide 12 - Poll

Theme 3

Slide 13 - Slide

You can still catch the train if you leave right now.

Wat betekent if?

Slide 14 - Open question

If you see Francis, tell her we're leaving in an hour.


Weet je zeker dat je Francis gaat zien?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Grammatica uitleg
If  betekent 'als'.

Je gebruikt if als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren
of om een voorwaarde aan te geven.


Slide 16 - Slide

I'll vist you when I'm in England next month.

Wat betekent 'when' in deze zin?

Slide 17 - Open question

Call us when you arrive at the station. I'll pick you up.

Weet je zeker dat dit gaat gebeuren?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Grammatica uitleg
When betekent 'toen/ wanneer'.

Je gebruikt when wanneer je wel zeker weet dat iets gaat gebeuren. 


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

both & each
vertaal

Slide 21 - Open question

Both fugitives were captured by the police.
A
je gebruikt 'both' bij 2 of meer personen, dieren of dingen.
B
je gebruikt 'both' bij 2 personen, dieren of dingen.
C
Bij 'both' staat het zelfstandig naamwoord in het meervoud.
D
Bij 'both' staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud.

Slide 22 - Quiz

Grammatica uitleg: both vs each
Both
- 2 personen, dieren of dingen
- zelfstandig naamwoord is in het meervoud
voorbeeld: Both fugitives were captured by the police.

Each
- 2 of meer personen, dieren of dingen. 
- zelfstandig naamwoord is in het enkelvoud
voorbeeld: Each year kevin goes skiing in Austria.
Let op!: 'Each' gebruik je om nadruk te leggen op individuele dingen.

Slide 23 - Slide

Read the sentences.
  1. The suspect admitted to all charges.
  2. A criminal burgled nearly every house in the street.
  3. None of the missing jewels were recovered.

                                Vertaal: all, every en none

Slide 24 - Slide

Grammatica uitleg
  1. The suspect admitted to all charges.
  2. A criminal burgled nearly every house in the street.
  3. None of the missing jewels were recovered.
    Vertaling: alle/ allemaal, ieder en  geen/ niet een
    Je gebruikt         bij 3 of meer personen, dieren, of dingen.
    Let op! 'Every' gebruik je om nadruk te leggen op het geheel.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link


Textbook: read grammar 8 & 9 on page 43

Workbook: do ex..21 & 25, on page 67 & 70

Slide 27 - Slide

bye bye

Slide 28 - Slide

Globaal lezen
Doel: Hoofdzaak van de tekst

- Title lezen
- Naar de foto kijken
- Eerste en laatste zin lezen van elke alinia

 Zoekend lezen
Doel: informatie zoeken
- Let op opvallende woorden/cijfers/schema's.
- Je hoef niet meteen de hele tekst te lezen
- Kijk in welke alinea of bij welk tussenkopje het antwoord zou kunnen staan.

Slide 29 - Slide

Tablets/ iPads  down

Slide 30 - Slide

Reading Escape Room

Slide 31 - Slide