Grammatica - zinsontleden

Zinsontleden 
redekundig ontleden quiz
oefeningen maken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsontleden 
redekundig ontleden quiz
oefeningen maken

Slide 1 - Slide

Ontleden
Twee vormen
redekundig- zinsdelen benoemen
taalkundig- woorden benoemen

Slide 2 - Slide

Op welke manieren kan je de persoonsvorm uit de zin halen?

Slide 3 - Open question

Verander de zin van enkelvoud naar meervoud:
Door de looproutes in de school kom ik altijd te laat voor geschiedenis.

Slide 4 - Open question

Bedenk zelf een zin waarbij de persoonsvorm een meervoudsvorm is.

Slide 5 - Open question

Welke zinsdelen ken je nog?

Slide 6 - Mind map

Ken je 'stappen' of 'manieren' om zinsdelen te vinden?

Slide 7 - Open question

Bedenk een vraagzin waarbij de persoonsvorm WEL vooraan in de zin staat

Slide 8 - Open question

Wat is het onderwerp van deze zin:
Gisteren heeft Tara de dure vaas op de grond laten vallen.
A
Heeft
B
De dure vaas
C
Tara
D
Gisteren

Slide 9 - Quiz

Wat is het correcte werkwoordelijk gezegde bij deze zin:
Vorige week heb ik vijf kilometer gewandeld.
A
Heb
B
Heb gewandeld
C
Heb ik gewandeld
D
Vorige week

Slide 10 - Quiz

Morgen heb ik geen huiswerk.
Hoe noemen we het zinsdeel 'Morgen' in deze zin?

Slide 11 - Open question

Mevrouw Sampat legt grammatica uit aan haar klas.
Wat is de persoonsvorm? Weest volledig! ;)

Slide 12 - Open question

Mevrouw Sampat legt grammatica uit aan haar klas.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 13 - Open question

Hoeveel weken zit jij al op school?
Wat is het onderwerp van deze zin?
A
School
B
Weken
C
Jij
D
Al op school

Slide 14 - Quiz

Mijn buurvrouw heeft een hele lieve hond.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Mijn buurvrouw
B
Hond
C
Heeft
D
Een hele lieve hond

Slide 15 - Quiz

Ik heb mijn oude boeken aan mijn jongere broertje gegeven.
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
aan mijn jongere broertje
B
broertje
C
mijn jongere broertje
D
jongere broertje

Slide 16 - Quiz

Elke donderdagavond eten mijn moeder en ik sushi op de bank.
Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in deze zin?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 17 - Quiz

Mijn beste vrienden wonen aan de andere kant van de stad.
Wat is het onderwerp?
A
Beste vrienden
B
De stad
C
Mijn beste vrienden
D
De andere kant van de stad

Slide 18 - Quiz

Waar of niet waar:
Het onderwerp van een zin moet altijd een persoon zijn.

Slide 19 - Open question

Aan het werk
Lees de theorie goed door en maak opdracht 1 (1 t/m 8)

Slide 20 - Slide