(2020) lessituatie 1: Analyse en structuur

Examentraining!






Analyseren en interpreteren
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Examentraining!






Analyseren en interpreteren

Slide 1 - Slide


Analyseren = de opbouw / structuur van de tekst

Interpreteren = de betekenis vaststellen van de tekst. 

Slide 2 - Slide

Opdracht 
Lees van de tekst De prijs van werk

- De titel
- alinea 1, 2, 3 volledig
- alinea 15, 16 volledig
- en de bron. 

Tip: onderstreep kernzinnen, omcirkel signaalwoorden
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Lezen in drie rondes!
  • Handig om in drie rondes te lezen
    1: verkennend
    2: globaal
    3: studerend en analyserend

  • Gebruik markeerstift / potlood etc. om kernzinnen en signaalwoorden te arceren.

Slide 4 - Slide

Woorden of zinnen uit de tekst citeren
  • Letterlijk overnemen uit de tekst
  • Je hoeft alleen de eerste twee en de laatste woorden + regelnummers te noteren
  • Schrijf niet meer dan nodig is: tijdwinst + voorkomt overschrijffouten


Slide 5 - Slide

Citeermogelijkheden
  • Tekstfragment = groter dan 1 zin
  • Zin = van hoofdletter tot punt
  • Woord = 1 woord (duh)
  • Zinsgedeelte / zinsnede = stuk van een zin
  • Woordgroep = aantal bij elkaar horende woorden (vaak een zinsdeel, zoals onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp)

Slide 6 - Slide

5 van de 36 vragen waren 
citeervragen bij CE-I 2019. 

Slide 7 - Slide

Opdracht
Eerder in de tekst wordt gesteld dat de rechten van werknemers worden aangetast. Dit gebeurde "schijnbaar niet met al te veel moeite."

Maak vraag 6
timer
5:00

Slide 8 - Slide

Antwoord (1p)
"(links) slikt het." (r. 170)

Let op: indien je een hele zin hebt geciteerd, krijg je geen punt. 

Slide 9 - Slide

Taalgebruik van een tekst beoordelen 



  • Emotie in het taalgebruik uiten (boosheid / blijheid)
  • Ironie / sarcasme

Slide 10 - Slide

Opdracht 
Een schrijver kan gebruikmaken van stijlmiddelen om zijn mening overtuigender weer te geven. 

Maak vraag 4
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Antwoord (1p)
"De gedecimeerde (vakbeweging roept) eens wat." (r. 85-87)

Slide 12 - Slide

De functie van een tekstgedeelte bepalen
  • Een tekstgedeelte (een of meerdere alinea's) heeft binnen het geheel of een deel van de tekst een bepaalde functie.
  • Functiewoorden
  • Rijtje met functiewoorden, alfabetische volgorde. 
  • Lijst in je mapje!

Slide 13 - Slide

Opdracht (7,8)
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Antwoorden
Zin 1: constatering, zin 2: oorzaak, precisering of uitwerking, zin 3: voorwaarde, zin 4: [al gegeven], zin 5: Uitwerking of precisering, zin 6: conclusie

Indien 5 goed (4p), 4 goed (3p), 3 goed (2p), 2 goed (1p), indien 0 of 1 goed (0p)

8: A (afweging) 1p

Slide 15 - Slide

Een tekst indelen 
  • Een tekst bestaat uit deelonderwerpen
  • Bijna elk examen bevat de opdracht om de tekst (na de inleiding) te verdelen in deelonderwerpen (tussenkopjes).
  • Jij moet bepalen bij welke alinea's ze horen. 

Slide 16 - Slide

Tips!
  • Een deelonderwerp wordt vaak aangekondigd in de eerste zin(nen) en soms afgerond met een slotzin. Zoek dus naar dit soort scharnierzinnen (begin en einde alinea's)
  • De delen staan altijd op chronologische volgorde
  • Het eerste deelonderwerp start na de inleiding
  • Kijk ook naar andere examenvragen: die gaan soms over dat onderwerp.
  • Let op synoniemen voor de woorden in de vraag in de tekst.  

Slide 17 - Slide

Opdracht
Maak vraag 1 en 2

Klaar? 

Vraag 5 en 9
timer
10:00

Slide 18 - Slide

Antwoord
1: alinea 8 (1p)
2: alinea 13 (1p)

Slide 19 - Slide

Iets uitleggen / iets met eigen woorden zeggen

een stukje tekst uitleggen / een genoemd begrip toelichten / een verklaring die de schrijver geeft in eenvoudige taal weergeven / een vraag formuleren

  • Blijf dicht bij de formulering van de tekst
  • Neem deze niet letterlijk over: voeg in ieder geval enkele eigen woorden toe. 
  • Vaak moet je deze antwoorden in correcte zinnen formuleren en hebben deze vragen een woordengrens. 



Slide 20 - Slide

Opdracht
Vraag 5 en 9
timer
5:00

Slide 21 - Slide

Antwoord
5: de saamhorigheid / onderlinge verbondenheid (1p)

9: Dit heeft tot consequentie dat de mens zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen slagen of mislukken / dat kwetsbare groepen
het zwaarder krijgen.
(1p)

Slide 22 - Slide

Hier zie je allerlei meningen aan bod komen (ieder zijn eigen argumenten), ook die van de schrijver zonder dat je het idee krijgt dat je juist zijn standpunt moet overnemen.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 23 - Quiz

Deze tekstsoort is het beste te vergelijken met een handleiding.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 24 - Quiz

Dit is een zakelijke, objectieve tekst.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 25 - Quiz

Hierin zie je de stelling van de schrijver plus zijn argumenten. Het doel van de schrijver is dat je zijn mening moet overnemen.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 26 - Quiz

Je moet wel (of juist geen) actie ondernemen.
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Adviseren

Slide 27 - Quiz

In lange examenteksten kan heel goed een combinatie van de tekstsoorten voorkomen, zoals een betoog gecombineerd met een uiteenzetting.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Het doel is om je van zijn mening te overtuigen. Je moet hetzelfde standpunt krijgen als de schrijver
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 29 - Quiz

Je moet kennis opdoen, iets te weten komen.
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Adviseren
D
Amuseren

Slide 30 - Quiz

De schrijver vertelt in tekst P over het ontstaan en de historische ontwikkelingen bij de homeopathie.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 31 - Quiz

De auteur van tekst S is van mening dat de homeopathisch arts het uiteindelijk zal winnen van zijn reguliere collega, omdat zijn behandeling van de patiënt kil en onsympathiek is.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 32 - Quiz

De auteur maakt in tekst R de alternatieve geneeswijze als homeopathie aan de lopende band belachelijk door bijvoorbeeld de denkwijze van de arts en de enorme verdunningen op de hak te nemen.
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 33 - Quiz

Tekstdoel en tekstsoort vaststellen
  • Vaak een meerkeuzevraag
  • Wat wil de auteur met deze tekst bereiken bij de lezers?
  • Tip: kijk eens naar de vraag die gaat over de hoofdgedachte. 
  • Bekijk de titel
  • Bekijk de inleiding en het slot. 

Slide 34 - Slide

Opdracht
Maak vraag 11 en 12
timer
5:00

Slide 35 - Slide

Antwoord
C (een betoog) 1p
Er wordt gepleit voor een hernieuwde werkwijze voor
redacteuren in de moderne nieuwsvoorziening. 

12: B
 (aan de lezer uiteen te zetten hoe de eisen vanuit de arbeidsmarkt veranderd zijnen de lezer ervan te overtuigen dat deze veranderingen een negatieve invloed op de maatschappij hebben.)

Slide 36 - Slide

Teksten vergelijken 
  • Gaat vaak over: overeenkomsten en verschillen
  • Let op: als er gevraagd wordt naar verschillen, moet je over beide teksten iets inhoudelijks zeggen.
    (Zeg niet: 'de auteur van tekst X vindt dat niet', want dan zeg je niets inhoudelijks over tekst X)

Slide 37 - Slide

Opdracht 
Maak 15, 16
timer
10:00

Slide 38 - Slide

Antwoorden
15: “Hoger opgeleiden … het nakijken.” 1p
Ook goed: “Maatschappelijke veranderingen … zou benadrukken.” 


16: bij alinea 15 1p

Slide 39 - Slide

Nog niet-gemaakte vragen bij dit CE


3, 9, 10, 13, 14

Slide 40 - Slide