Lezen Hoofdstuk 1 - les 2

Wat heb je nodig vandaag?
1. Je Nederlands boek. 
2. Je schrift met je antwoorden. 
3. Een andere kleur pen (geen blauw of zwart) 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat heb je nodig vandaag?
1. Je Nederlands boek. 
2. Je schrift met je antwoorden. 
3. Een andere kleur pen (geen blauw of zwart) 

Slide 1 - Slide

Lezen
Hoofdstuk 1 

Slide 2 - Slide

Opdracht 1
1 Een bijzondere vriendschap
2 Een hond springt van de rug van een olifant in het water.
3 de tekst heeft 1 tussenkopje: Pret voor twee
4 C vriendschap tussen olifant en hond 

Slide 3 - Slide

Opdracht 2
1 Proefrit in de Baron 1898
2 een achtbaan, (waarschijnlijk) Baron 1898
3 C proefrit Zoë en Christel in Baron 1898
4 Christel had een prijsvraag gewonnen.
5 Christel vindt achtbanen echt supergaaf.
6 Dat je wel tegen erge dingen kunt; je kunt wel tegen een stootje.
7 Je valt van een grote hoogte snel naar beneden. Als je ergens aan vastzit, voel je dat niet.
8 Je zit onder een beugel en je hebt een extra riem.
9 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, ik durf een proefrit in de nieuwe achtbaan te maken, omdat achtbanen mijn favoriete attracties zijn. 

Slide 4 - Slide

Opdracht 3
1 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Nee, ik denk het niet, omdat er iets op de grond kan liggen waarover je kunt struikelen.
2 Blind vertrouwen op elkaar
3 A Ze is begeleider.
4 Eigen antwoord. Meest waarschijnlijke antwoorden zijn:
B sponsorloop in Utrecht
C training voor The Blind Run
5 voor blinde kinderen (staat op de poster)
6 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
A Ja, want dat zag ik aan het woord getraind en training in de eerste en in de tweede alinea.
B Nee, want de poster trok mijn aandacht en daarop staat geen training vermeld.  

Slide 5 - Slide

Opdracht 3
7
a sponsorloop (al. 1) - 4 renwedstrijd waarbij de deelnemers betaald worden door bijvoorbeeld bedrijven, familie en vrienden om geld in te zamelen voor een goed doel
b ongemakkelijk (al. 2) - 3 niet gemakkelijk, zenuwachtig
c ervaren (al. 2) -  2 meegemaakt
d echter (al. 3) -  1 maar
e allerlei (al. 3) -  6 verschillende
f  combinatie (al. 4) -  5 twee of meer dingen die samengevoegd zijn

Slide 6 - Slide

Opdracht 3
8 vertrouwen op je begeleider
9 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Weet je hoe je moet huppelen? Ga op één been staan. Maak met dat been één sprongetje. Ga dan op je andere been staan en maak met dat been ook één sprongetje. Je mag niet met twee benen tegelijk op de grond staan. Kun je nu huppelen? Huppel verder en trek de knie van het been waarmee je niet springt, steeds zo hoog mogelijk op.
Of: Ga op je linkerbeen staan, haal je rechtervoet van de grond. Maak met je linkerbeen een sprongetje en til de knie van je rechterbeen zo hoog mogelijk op. Ga op je rechterbeen staan en til je linkervoet op en til de knie van je linkerbeen zo hoog mogelijk op – je benen mogen niet tegelijkertijd op de grond staan.
10 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ik zou liever als geblinddoekte loper mee willen lopen om te ervaren hoe het is om blind te zijn.  

Slide 7 - Slide

Opdracht 4
1 The Blind Run
2 C Tekst 5 maakt tekst 4 duidelijker.
3
1) om geld op te halen voor de vereniging
2) om mensen te laten ervaren hoe het is om blind hard te lopen
4 160 mensen (tachtig koppels)
5 1) de Bartiméus Sonneheerdt Vereniging
2) Running Blind, de organisatie die blinden en slechtzienden kan helpen met hardlopen (tekst 4) en de Bartiméus Sonneheerdt Vereniging, de organisatie die zich inzet voor blinde en slechtziende kinderen in Nederland (tekst 5).

Slide 8 - Slide

Opdracht 5
1 C onderzoek met honden en robot
2 proeven
3 2
4
sociale robot                                              asociale robot
hoofd op scherm
menselijke stem
meewandelen                                            piepen

Slide 9 - Slide

Opdracht 5
5
1) Ze keken met een typische trouwe blik.
2) Ze bleven graag bij de robot in de buurt.
3) Ze vonden vaker verborgen voedsel.
6 nee
7 Nee, de robot wordt niet de beste vriend van de hond, want uit de proeven met de robot blijkt dat ze mensen toch leuker vinden.
8 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, er zullen wel robots komen, maar of ik daarmee vrienden wil worden, weet ik nog niet.  

Slide 10 - Slide

Opdracht 6 - tekst 3
1+2
De trefwoorden ('tags') moeten te maken hebben met het onderwerp van de tekst.
Tekst 3, bijvoorbeeld (4 woorden):
De Efteling
achtbanen
Baron 1898
attracties











Slide 11 - Slide

Opdracht 6 - tekst 4
Tekst 4, bijvoorbeeld (4 woorden):
The Blind Run
hardlopen
blinden en slechtzienden
training 

Slide 12 - Slide

Extra opdracht
Wat: Extra opdracht lezen. 
Hoe: In tweetallen. 
Hulp: Eerst in je tweetal, dan een vinger.
Tijd: De rest van de les. 
Uitkomst: We kijken het maandag na. 
Klaar: Ga vast naar 

Slide 13 - Slide