This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
ADI
Aanvaarde dagelijkse inname
Slide 1 - Slide
Hoe groter je lichaam is
Hoe minder last je hebt van giftige stoffen
De stoffen worden verspreid over je hele lichaam
Slide 2 - Slide
Voorbeeld
Een persoon weegt 100 kg. Hij krijgt 25 gram van een stof binnen waarvan je 0,3 gram per kg lichaamsgewicht mag binnenkrijgen.
Is dit schadelijk voor de persoon?
Slide 3 - Slide
Uitwerking
Gegevens: persoon 100 kg.
25 gram stof
0,3 gram per kg lichaamsgewicht
Berekening:
Slide 4 - Slide
Uitwerking
Gegevens: persoon 100 kg.
25 gram stof
0,3 gram per kg lichaamsgewicht
Berekening:
Slide 5 - Slide
Uitwerking
Gegevens: persoon 100 kg.
25 gram stof
0,3 gram per kg lichaamsgewicht
Conclusie:
30 gram mag, dus 25 gram is nog geen probleem
Slide 6 - Slide
Een persoon weegt 75 kg. Hij krijgt 25 gram van een stof binnen waarvan je 0,3 gram per kg lichaamsgewicht mag binnenkrijgen. Hoeveel mag de persoon binnenkrijgen?
A
0,3 gram
B
25 gram
C
22,5 gram
D
75 gram
Slide 7 - Quiz
Een persoon weegt 50 kg. Hij krijgt in een week 100 gram van een stof binnen waarvan je 0,3 gram per kg lichaamsgewicht per dag mag binnenkrijgen. Hoeveel mag hij in een week binnenkrijgen?
A
5000 gram
B
105 gram
C
30 gram
D
2,1 gram
Slide 8 - Quiz
Zoetkracht
Suikervervangers
Slide 9 - Slide
De zoetkracht geeft aan hoeveel keer je minder nodig hebt van een zoetstof om dezelfde zoetheid te krijgen als suiker.
Slide 10 - Slide
Voorbeeld 1
Sacharine heeft een zoetkracht van 400
In een frisdrank zit normaal per liter 300 gram suiker.
Hoeveel sacharine is nodig in de Zero-versie van deze drank?
Slide 11 - Slide
Uitwerking
Zoetkracht van sacharine is 400
Normaal 300 gram suiker per liter
Nu: Zero, dus 0 gram suiker; dus alle suiker is vervangen
Slide 12 - Slide
Uitwerking
Zoetkracht van sacharine is 400
Normaal 300 gram suiker per liter
Nu: Zero, dus 0 gram suiker; dus alle suiker is vervangen
Slide 13 - Slide
Uitwerking
Alles suiker moet vervangen worden door sacharine. Dat betekent dus 300 gram suiker.
1 gram sacharine is net zo zoet als 400 gram suiker,
dus 0,75 gram sacharine is net zo zoet als 300 gram suiker.
Slide 14 - Slide
Voorbeeld 2
Sacharine heeft een zoetkracht van 400
In een frisdrank zit normaal per liter 300 gram suiker.
Hoeveel sacharine is nodig in de light-versie van deze drank waar maar 100 gram suiker in zit per liter?
Slide 15 - Slide
Uitwerking
Zoetkracht van sacharine is 400
Normaal 300 gram suiker per liter
Nu: 100 gram suiker; nog '200 gram suiker' nodig
Slide 16 - Slide
Uitwerking
Zoetkracht van sacharine is 400
Normaal 300 gram suiker per liter
Nu: 100 gram suiker; nog '200 gram suiker' nodig
Slide 17 - Slide
De zoetkracht van stof X is 500. Een frisdrank bevat normaal 300 gram suiker per liter. In de Light versie zit maar 50 gram suiker. Hoeveel gram stof X is nodig?
A
50
B
30
C
5
D
0,5
Slide 18 - Quiz
Rekenen in de scheikunde
ADI, zoetkracht en energie
Slide 19 - Slide
Energie
Van Joule naar calorieën
Slide 20 - Slide
Energie
eenheden: Joule
en calorieën (ouderwets, maar nog steeds gebruikt)
en Cal (eigenlijk gewoon kilocalorieën) = kcal
Slide 21 - Slide
Voorbeeld 1
Op het etiket van een frisdrank staat dat er 110 kJ aanwezig is
in 100mL.
Hoeveel calorieën zijn dit?
1 cal = 4,18 Joule
Slide 22 - Slide
Uitwerking
1 cal = 4,18 Joule
110kJ per 100 mL
Slide 23 - Slide
Uitwerking
1 cal = 4,18 Joule
110kJ per 100 mL
Slide 24 - Slide
Voorbeeld 2
Op het etiket van een frisdrank staat dat er 110 kJ aanwezig is
in 100mL.
Hoeveel Calorieën zijn dit?
1 Cal = 1000 calorieën
1 calorie = 4,18 Joule
Slide 25 - Slide
Uitwerking
1 cal = 4,18 Joule
1 Cal = 1000 cal
dus: 1 Cal = 4180 Joule of 4,18 kJ 110kJ per 100 mL
Slide 26 - Slide
Uitwerking
1 cal = 4,18 Joule
1 Cal = 1000 cal
dus: 1 Cal = 4180 Joule of 4,18 kJ 110kJ per 100 mL
Slide 27 - Slide
Op het etiket van een frisdrank staat dat er 209 kJ aanwezig is in 100mL. Hoeveel Calorieën zijn dit per liter? 1 Cal = 1000 calorieën; 1 calorie = 4,18 Joule