Spelling werkwoorden blok 4

't kofschip x
kan ik gebruiken bij zinnen in de
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
tegenwoordige tijd en verleden tijd m
D
verleden tijd en voltooide tijd
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

't kofschip x
kan ik gebruiken bij zinnen in de
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
tegenwoordige tijd en verleden tijd m
D
verleden tijd en voltooide tijd

Slide 1 - Quiz

In welke tijd staat deze in?

Zij heeft haar enkel gebroken.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 2 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
De kok verbrandde zijn hand toen hij de hete pan pakte.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd

Slide 3 - Quiz

Beantwoord je de vraag van je opa?
Het onderwerp in deze zin is:
A
je
B
je opa
C
de vraag

Slide 4 - Quiz

Houdt je moeder van bloemen?
Het onderwerp in deze zin is:
A
je
B
je moeder
C
bloemen

Slide 5 - Quiz

Vul de goede vorm in.
Vermelden
...... je jouw naam op het blad?

A
vermeldt
B
vermeld

Slide 6 - Quiz

waden
..... je broer door het water?
A
waadt
B
waad

Slide 7 - Quiz

opzeggen
Heb jij je abonnement ......
A
opgezegt
B
opgezegd
C
opgezegdt

Slide 8 - Quiz

landen
Het vliegtuig ..... gisteren op tijd.
A
landt
B
land
C
lande
D
landde

Slide 9 - Quiz

bestraten
De stratenmakers ...... vorige week het pad.
A
bestraten
B
bestraatten
C
bestratten
D
bestraatte

Slide 10 - Quiz

kneuzen
Zij heeft haar ribben ......
A
gekneust
B
gekneusd
C
gekneuzd
D
gekneuzd

Slide 11 - Quiz

dictee

Slide 12 - Open question

dictee

Slide 13 - Open question

dictee

Slide 14 - Open question

dictee

Slide 15 - Open question

dictee

Slide 16 - Open question