leerjaar 4: Introductie Kijken en Luisteren

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Kijken/Luisteren

Wat gaan we 

vandaag doen?

• Oefenen met kijken en luisteren

Kijken & luisteren

Bij Nederlands besteden we niet alleen aandacht aan lezen, schrijven en spreken. 

Ook kijken & luisteren hoort hierbij. Over een paar weken vindt de toets van kijken & luisteren plaats. 

Vandaag gaan we vast oefenen met een film fragment. Volgende week duiken we de theorie in.

Niet alle leerlingen zijn aanwezig. Vindt Diederik dat erg?

1. Ja. Hij zegt dat hij het niet erg vindt, maar aan zijn houding kun je zien dat hij hiervan flink baalt
2. Nee. Door wat hij zegt en zijn houding weet je dat de lage opkomst hem niet uitmaakt.

Diederik laat vier experimenten zien. Welk experiment maakt op de leerling het minst indruk?

1. fles verdwijnt in olie
2. sneeuw maken
3. wolk maken
4. handschoen in stikstof

Diederik laat vier experimenten zien. Welk experiment maakt op de leerling het meest indruk?

1. fles verdwijnt in olie
2. sneeuw maken
3. wolk maken
4. handschoen in stikstof

In het fragment krijg je drie keer een toelichting op de les: twee keer door Diederik en een keer door Tahir. Wanneer zijn de toelichtingen opgenomen

1. Voor de les
2. Na de les
3. Tijdens de les

Hoe wordt Diederik in beeld gebracht door de programmamakers?

1. Een enthousiaste docent
2. Een sarcastische docent
3. Een strenge docent

Iris komt te laat binnen. Wat kun je zeggen over haar binnekomst?

1. Aan haar houding zie je dat ze bang en zenuwachtig is
2. Ze doet spottend en wantrouwend tegenover Diederik
3. Ze gedraagt zich onbeleefd en ongeïnteresseerd
4. Ze komt enthousiast en verontschuldigend binnen

Waarom vindt Diederik het niet erg om op zondagochtend les te geven? Omdat...

1. dan niet iedereen aanwezig is en hij dus een klein en rustig klasje heeft
2. hij geen belangrijke stof hoeft uit te leggen waarover ze een toets krijgen
3. iedereen wetenschap interessant en leuk vindt om over te leren
4. op zondag alleen maar leuke lesonderwerpen op het programma staan

Tahir vertelt dat hij de les 'superleuk' vond. Kon je dat ook aan hem zien tijdens de les?

1. Ja. Met zijn houding en gezichtsuitdrukking liet hij zien dat hij heel geïnteresseerd was.
2. Een beetje. Zijn houding was ongeïnteresseerd, maar aan zijn gezicht kon je soms zien dat hij het leuk vond.
3. Nee. Met zijn houding en gezichtsuitdrukking liet hij zien dat hij niet geïnteresseerd was.

Het meisje met het roze jack krijgt een chocoladereep van Diederik.

Aan haar non-verbale communicatie kun je aflezen dat ze

1. geen noten en chocola mag, omdat ze allergisch is
2. het belachelijk vindt dat een leraar snoep uitdeelt
3. niet zo goed weet hoe ze op de situatie moet reageren
4. zich schaamt voor het goede antwoord dat ze gaf

Waarom deelt Diederik chocoladerepen uit?

1. Hij wil dat de leerlingen stil zijn en als ze eten, zullen ze minder praten
2. Hij wil de leerlingen belonen, omdat ze les hebben op zondagochtend
3. Hij wil de leerlingen omkopen, zodat ze opletten
4. Hij wil de les anders maken, zodat de leerlingen enthousiast worden

Het meisje in het donkerblauwe shirt geeft een goed antwoord, maar krijgt geen chocoladereep. Zij zegt alleen maar ‘Eh...’.
Toch begrijpt Diederik wat ze bedoelt, want

1. ze kijkt boos in de richting van de repen
2. ze kijkt teleurgesteld in de richting van de repen
3. ze kijkt verdrietig in de richting van de repen
4. ze kijkt vragend in de richting van de repen

Diederik zegt dat het best moeilijk is om als jongere twee uur lang je best te doen. Hoe krijgt hij het volgens hemzelf voor elkaar dat de leerlingen dat wel doen?

1. Hij deelt snoep uit, zodat de les leuk wordt en de tijd sneller gaat.
2. Hij doet zijn best voor hen en dan willen ze wel wat terugdoen.
3. Hij stelt heel veel vragen, zodat ze wel moeten opletten.
4. Hij geeft streng en rechtvaardig les, zodat iedereen blijft luisteren.

Diederik doet een experiment met een gele handschoen. Waarom slaat hij met een hamer op de handschoen? Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.

1. Dat moet bij het experiment dat Diederik laat zien
2. Diederik wil de aandacht van de leerlingen trekken
3. Diederik wil de gevaren van experimenten laten zien

Hoe reageren de leerlingen op dit experiment?

1. boos
2. enthousiast
3. geschrokken
4. verveeld