Kleding en sport week 1

Kleding en sport week 1
woordenschat 
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Kleding en sport week 1
woordenschat 

Slide 1 - Slide

individueel
Je sport of doet dingen alleen, niet in groepsverband.

Slide 2 - Slide

de rage
Iets dat tijdelijk heel populair is, bijv. voetbalplaatjes.

Slide 3 - Slide

de tribune
Oplopende rijen zitplaatsen in een bijv. een stadion.

Slide 4 - Slide

de coureurs
Deelnemers aan snelheidswedstrijden zoals de
Formule 1.

Slide 5 - Slide

de triatlon
Wedstrijd waarbij de deelnemers moeten zwemmen, fietsen en hardlopen over bepaalde afstanden.

Slide 6 - Slide

het record
Het hoogste, uiterste wat ooit bereikt is.

Slide 7 - Slide

de doping
Het gebruik van verboden middelen tijdens het sporten.

Slide 8 - Slide

springconcours
Springwedstrijd met paarden over hindernissen.

Slide 9 - Slide

de etappe
Afstand afgelegd tussen twee rustpunten. 

Slide 10 - Slide

het jeugdlid
Lid van een club onder een bepaalde leeftijd. 

Slide 11 - Slide

het peloton
Groep van bij elkaar rijdende wielrenners of schaatsers.

Slide 12 - Slide

succesvol
Met veel succes, het gaat heel goed.

Slide 13 - Slide