2122_T2_woordsoorten en grammatica zinsdelen

Welkom
T2
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
T2

Slide 1 - Slide

Today's planning:
De planning van vandaag:
- Leesboek 3 uitleg
- Uitleg en oefenen H2 woordsoorten

- Uitleg en oefenen H1 grammatica zinsdelen

Di 15 feb toets zinsdelen en woordsoorten

Slide 2 - Slide

Lezen in leesboek
Kies deze week leesboek 3 en geef je titel door!
Vanaf  volgende week elke week dit boek mee!

Slide 3 - Slide

Welke woordsoorten ken jij allemaal?
Schrijf alle woordsoorten op die je kent.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 6 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Hij sprong ver naast die sloot.

'Naast' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 7 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
De nieuwe docent gaf gelijk een toets

'Nieuwe ' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 8 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Het feestje van gisteren was echt super leuk.

'Feestje' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 9 - Quiz

Aan de slag.

Maak: H2 woordsoorten (blz. 54)
Opd. 1 t/m 4   

Slide 10 - Slide

Welke zinsdelen ken je nog?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Zoek de persoonsvorm:
Ik ga naar de bibliotheek.
A
naar
B
ga
C
de
D
ik

Slide 13 - Quiz

Zoek de persoonsvorm: Mijn vader heeft gezegd dat ik moet oppassen.
A
heeft
B
heeft, gezegd
C
heeft, moet
D
heeft, gezegd, moet

Slide 14 - Quiz

Wat doet Lotje?
Zoek de persoonsvorm.
A
Lotje
B
doet
C
wat

Slide 15 - Quiz

Zoek de persoonsvorm

Wie heeft de vuilnisbak buiten gezet?
A
wie
B
heeft
C
de vuilnisbak
D
buiten

Slide 16 - Quiz

Mevrouw de Bot legt de zinsdeelproef uit aan klas T2C.
Alles voor de pv is een zinsdeel

  • Mevrouw de Bot | legt | de zinsdeelproef uit aan klas T2C.
  • De zinsdeelproef | legt | mevrouw de Bot | uit aan klas T2C.
  • Aan klas T2C | legt | mevrouw de Bot | de zinsdeelproef | uit.

Je mag pas een streep zetten als de zin goed loopt!
Mevrouw legt de Bot aan klas T2C uit zinsdeelproef de.


Slide 17 - Slide

Doe de zinsdeelproef. Staan de zinsdeelstrepen correct?

De mentor / herkent / de leerlingen van de brugklas / meteen.

A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Doe de zinsdeelproef. Staan de zinsdeelstrepen correct?

Tijdens het concert / werd / de gitaar / van Nick / gestolen.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Zoek het onderwerp (ow).

Wie of Wat + de persoonsvorm.

Onderwerp
Zin                                          Wie / Wat +pv    Onderwerp
Wij gaan brood kopen. → Wie gaan? →     Wij
 

Slide 20 - Slide

Onderwerp zin

Annie en Piet gaan schaatsen.
A
gaan
B
Annie en Piet
C
gaan schaatsen
D
en

Slide 21 - Quiz

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

'Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.'
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 22 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. 
Een persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

Slide 23 - Slide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP

Let op: 
  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
  • Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt in de zin.

Slide 24 - Slide

Hoe vind je het lijdend voorwerp? 
wie/wat + gez. + onderwerp = lijdend voorwerp
Wie of wat
+
gez.
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 25 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?

Klas T2C leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas T2C
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 26 - Quiz

Aan de slag.

Maak: H1 zinsdelen (blz. 28)
Opd. 1 t/m 4   

Slide 27 - Slide