Hoofdindeling van een balans

  Planning deze les


Starter (5 min)
Groepje doorgeven en data PO (10 min)
Terugblik toets en volgende toets (10 min )
Doelen deze les (5 min)
Introductie leningen en opgaven (40 min)
Afronden (10 min)





1 / 43
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

  Planning deze les


Starter (5 min)
Groepje doorgeven en data PO (10 min)
Terugblik toets en volgende toets (10 min )
Doelen deze les (5 min)
Introductie leningen en opgaven (40 min)
Afronden (10 min)





Slide 1 - Slide

Hoe ging de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Balans (indeling)

Slide 3 - Slide

Leerdoelen deze les

Aan het einde van de les weet je:

 - hoe de indeling van de balans is;
- kun je voorbeelden noemen bij de balansposten;
- verwerken van  financiële feiten in de balans.


Slide 4 - Slide

Balans

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Video

Synoniemen voor de linkerkant en rechterkant van de balans

Slide 7 - Open question

Wist je dat? (1)

- Dat de wet voorschrijft  hoe de balans moet worden ingedeeld. Titel 9  van boek 2 BW artikel 364
 

Slide 8 - Slide

Wist je dat? (2)
Een balans altijd in evenwicht is, omdat de activa kant de waarde van de bezittingen aangeeft en je aan de passiva kant aangeeft hoe het vermogen is gefinancierd. (met Eigen Vermogen en/ of Vreemd Vermogen)

Slide 9 - Slide

Wat is het gevolg voor de balans als een bedrijf aflost op een hypothecaire lening?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen stijgt
D
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen daalt

Slide 10 - Quiz

Welke stelling over het Eigen Vermogen is juist ?
A
is altijd positief
B
staat aan de debetzijde van de balans
C
bezittingen min de schulden
D
wijzigt niet

Slide 11 - Quiz

Waarom staat het eigen vermogen op de creditzijde van de balans?

Slide 12 - Open question

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 13 - Quiz

Wat staat er aan de debetzijde van de balans
A
Het Eigen Vermogen
B
De schulden
C
De bezittingen
D
Crediteuren

Slide 14 - Quiz

Een balans is:
A
Opstelling activa & passiva
B
Opstelling bezit & kosten
C
Tijdstip overzicht
D
Eigen vermogen

Slide 15 - Quiz

Als een bedrijf winst maakt zal dat op de balans te merken zijn aan de omvang van
A
het eigen vermogen
B
banksaldo
C
kasgeld
D
de schulden

Slide 16 - Quiz

Liquide middelen is hetzelfde als..
A
banksaldo
B
kasgeld
C
banksaldo en schulden
D
banksaldo en kasgeld

Slide 17 - Quiz

kort vreemd vermogen wordt ook wel ........... genoemd.
A
Vaste passiva
B
Vlottende passiva

Slide 18 - Quiz

Crediteuren zijn voor een bedrijf..
A
klanten die het bedrijf nog geld verschuldigd zijn
B
klanten die op lange termijn geld krijgen van het bedrijf
C
klanten die op korte termijn geld krijgen van het bedrijf
D
concurrenten

Slide 19 - Quiz

Een debiteur is een:
A
Wanbetaler
B
Een klant die nog geld van jou krijgt
C
Colporteur
D
Een klant waar jij nog geld van krijgt

Slide 20 - Quiz

Te betalen btw is de btw die......
A
je voor de inkoop van grondstoffen hebt betaald.
B
je verminderd met het totaal aan te vorderen btw.
C
je als ondernemer moet betalen over de omzet van je bedrijf.

Slide 21 - Quiz

de balans geeft een overzicht van de gehele financiële situatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Welke 'post' behoort tot de activa van de balans?
A
Rekening courant
B
Pand
C
Eigen vermogen
D
Crediteuren

Slide 23 - Quiz

Wat hoort niet op de balans thuis?
A
Gebouw
B
Huur
C
Crediteuren
D
Eigen vermogen

Slide 24 - Quiz

Opdracht  1
Balans opstellen

Slide 25 - Slide

Vul de categorieën in:
Vaste Activa
Eigen Vermogen
Liquide Middelen
Lang Vreemd Vermogen
Vlottende Activa
Kort Vreemd Vermogen

Slide 26 - Slide

Opdracht 2
financiële feiten verwerken in de balans

Slide 27 - Slide

De balans moet in balans blijven
Een verandering van een balanspost heeft gevolgen
  • Een balanspost aan de debet kant daalt en de balanspost aan de credit kant daalt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • Een balanspost aan de credit kant stijgt en de balanspost aan de debet kant stijgt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • OF de verandering vind binnen de debet of credit zijde plaats met een zelfde bedrag.




Slide 28 - Slide

financiëel feit 1
Waarde bedrijfspand € 100.000
gefinancierd met een hypotheeklening

Slide 29 - Slide

financiëel feit 2
Voorraad goederen van € 20.000, wordt voor 80 %  gefinancierd met leverancierskrediet
 

Slide 30 - Slide

financiëel feit 3
De betalingsmiddelen zijn € 3.000

Slide 31 - Slide

financiëel feit 4
Inventaris wordt voor €10.000 ingekocht. Bedrag wordt geleend vanuit een onderhandse lening

Slide 32 - Slide

financiëel feit 5
Het eigen vermogen is € 30.000

Slide 33 - Slide

financiëel feit 6
De vorderingen op de debiteuren bedraagt  € 5.000

Slide 34 - Slide

financiëel feit 7
In de kluis van de onderneming ligt € 15.000 aan contant geld

Slide 35 - Slide

financiëel feit 8
De onderneming verwacht € 20.000  te ontvangen van de belastingdienst

Slide 36 - Slide

financiëel feit 9
Eventueel tekort wordt  opgevangen met rekeningcourant krediet (rood staan bij de bank)

Slide 37 - Slide

Even herhalen (1)

Sleep de categorieën naar de juiste plek op de balans.

Slide 38 - Slide

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 39 - Drag question

Even herhalen (2)
Sleep de verschillende balansposten naar de juiste categorie.

Slide 40 - Slide

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 41 - Drag question

Afronding
Vragen?

Huiswerk voor in de vakantie staat op Magister.

Slide 42 - Slide

Dilemma


Doorgaan of Vertragen?

Slide 43 - Slide