Passé composé klas 3

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1,2

 Passé composé

Wat weet je nog over de passé composé?

Vul het rijtje van avoir in!
+ vertaling!

Vul het rijtje van être in!
+ vertaling!

Hoe maak je het voltooid deelwoord van chanter (=zingen)? (ww op -er)

Hoe maak je de passé composé?

hulpwerkwoord avoir of être + voltooid deelwoord

hoe vorm je het voltooid deelwoord (bij regelmatige werkwoorden)?

herhaling: ww op -er -> é (regarder (kijken) -> regardé (gekeken)) 

nieuw: ww op -ir -> i (finir (eindigen) -> fini (geëindigd))

nieuw: ww op -re -> u (vendre (verkopen) -> vendu (verkocht))

Uitzonderingen!

Onregelmatige werkwoorden:

être -> été (geweest)

faire -> fait (gedaan/gemaakt)

avoir -> eu (gehad)

prendre -> pris (genomen)

Wanneer gebruik je être of avoir?

Wanneer être / avoir

Kijk naar de Nederlandse vertaling.

Ik heb gegeten -> j'ai mangé

Ik ben gegaan --> je suis allé

Let op: être = uitzondering (ik ben geweest --> j'ai été)

Als je ''être'' als hulpwerkwoord gebruikt, wat gebeurt er dan met het voltooid deelwoord?

ik ben gegaan

1. je suis allé(e)
2. j'ai allé
3. je vais allé
4. je fais allé

wij hebben gegeten

1. nous avons mangé
2. on a mangé
3. nous sommes mangé
4. on est mangé

wij zijn geweest

1. nous sommes été(e)s
2. nous avons été
3. vous êtes été(e)s
4. vous avez été

nous (regarder) = kijken

1. nous avons regardé
2. nous sommes regardé(e)s

vous (finir) = eindigen

1. vous avez fini
2. vous êtes fini(e)s

elles (faire) = doen/maken

1. elles ont fait
2. elles sont fait(e)s
3. elles ont faiu
4. elles sont faiu(e)s

Passé composé

livre A à la page 106 & 107