Kern 1TH: Grammatica woordsoorten Les 34: Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Welkom 1A!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Ga zitten volgens de plattegrond.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 1A!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Ga zitten volgens de plattegrond.

Slide 1 - Slide

Deze les...
- Voorlezen: Offerkind
- Planning bekijken
- Doelen doornemen
- Vragen stellen over Les 19: Werkwoorden herkennen
- Uitleg Les 34: Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
- Aan de slag!


Slide 2 - Slide

Voorlezen: Offerkind

Slide 3 - Slide

Planning bekijken
Zorg dat je bij blijft!

Slide 4 - Slide

Doelen
- Ik kan onderscheid maken tussen zelfstandige 
   werkwoorden en hulpwerkwoorden.
- Ik kan zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden   
   aanwijzen in een zin.

Slide 5 - Slide

Les 19: Werkwoorden herkennen
- Heb je de opdrachten gemaakt?
- Heb je ze ook nagekeken en verbeterd?
- Welke vragen heb je nog?

Slide 6 - Slide

Les 34: Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Je weet dat werkwoorden aangeven wat er in een zin gebeurt.
Als je een werkwoord benoemt, kun je aangeven of het een zelfstandig werkwoord (zww) of een hulpwerkwoord (hww) is.


Slide 7 - Slide

Les 34: Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Het zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord. Het kan niet worden weggelaten.
>> Quinty koopt een kop koffie.
>> Quinty wil een kop koffie kopen.
>> Quinty had een kop koffie willen kopen.
>> Quinty zou een kop koffie hebben willen kopen.

Slide 8 - Slide

Les 34: Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Alle werkwoorden die geen zelfstandig werkwoord zijn, zijn hulpwerkwoord. Ze 'helpen' om de zin in een bepaalde tijd te zetten.


Slide 9 - Slide

Les 34: Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
'Hebben' en 'zijn' geven aan dat iets al is gebeurd.
>> Lynn heeft een oliebol gegeten.
>> Set is naar huis gelopen.

'Zullen' en 'gaan' geven aan dat iets in de toekomst gebeurt.
>> Zal Micah de eerste prijs winnen?
>> Petra gaat een nieuw boek kopen.

Slide 10 - Slide

Les 34: Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Je kunt hulpwerkwoorden weglaten en nog steeds een goede zin overhouden.
>> Lynn heeft een oliebol gegeten.
>> Lynn eet een oliebol.

>> Set is naar huis gelopen.
>> Set loopt naar huis.

Slide 11 - Slide

Les 34: Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

- Bepaal eerst wat het belangrijkste werkwoord in de zin is.
- Benoem dat als zelfstandig werkwoord (zww).
- Staan er meer werkwoorden in de zin?
- Benoem ze als hulpwerkwoord (hww).

Slide 12 - Slide

Aan de slag!
- MNV Les 34: Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord,
   opdracht 3, 4, 5 en 6, blz. 72-73.
- Lees goed en werk zorgvuldig!
- Antwoordenboeken liggen in de kast 
   en staan in Teams.
- Deze opdrachten zijn huiswerk voor 
   maandag 20 november.
timer
10:00

Slide 13 - Slide