betogende tekst / mening & argumenten / tekstverband 3 opdr 1-4

theorie H3 lezen
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

theorie H3 lezen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les: 
- heb je de tekstverbanden van H1 en H2 nog eens herhaald
- heb je tekstverband 'oorzaak en gevolg' H3 geleerd. 
- weet je wat een 'betogende tekst is' 
- weet je wat 'argumenten' zijn en dat dit een feit of mening kan zijn. 

Slide 2 - Slide

betogende tekst
Een betogende tekst is een tekst waarin de schrijver zijn mening geeft. 
Hij wil de lezer overtuigen dat zijn mening juist is. 
Dat doet hij door argumenten te gebruiken. 

Slide 3 - Slide

betogende tekst
Ook een betogende tekst heeft vaak een inleiding, middenstuk en slot. 

Inleiding: Schrijver noemt het onderwerp en geeft zijn mening.
kern: Schrijver licht zijn mening toe met argumenten.
slot: Schrijver trekt een conclusie, herhaalt zijn mening of vat het belangrijkste uit de tekst samen. 

Slide 4 - Slide

voorbeeld betogende tekst
Mobiele telefoons moeten verboden worden in de klas. 
Telefoons zijn niet meer weg te denken uit ons leven, maar in de klas zorgen ze vaak voor problemen. Daarom vind ik dat telefoons tijdens de les verboden moeten worden.

Ten eerste leiden telefoons af. Als je een appje krijgt, is het lastig om je weer op de les te concentreren. Ten tweede kunnen telefoons voor onzekerheid zorgen, bijvoorbeeld door perfecte foto's op social media. Zonder telefoons praten leerlingen meer met elkaar. Tot slot geeft een telefoonverbod rust in de klas, waardoor iedereen beter kan opletten en leren.

Kortom, telefoons in de klas zorgen voor afleiding, onzekerheid en onrust. Een verbod maakt de les fijner en effectiever voor iedereen.


Slide 5 - Slide

mening en argumenten
Met een argument wilde schrijver bewijzen dat hij gelijk heeft. 
Een argument is meestal een feit, en soms een mening. 
Hoe overtuigender een argument is, des te sneller een lezer het met de schrijver eens zal zijn. 

Slide 6 - Slide

wat maakt een mening overtuigend? 
Als je de volgende vragen stelt, dan weet je het! 

1) Bij een feit als argument: Klopt dit? Is dit waar? Hoe komt de schrijver aan de informatie? 
2) Bij een mening als argument: Ben ik het hier mee eens? Vind ik dit ook ?
op de volgende slide een voorbeeld

Slide 7 - Slide

Groningen is een leuke stad
argument 1: Groningers zijn gezellige mensen en ze zijn erg nuchter. 
argument 2: Bovendien zijn er veel winkels en tegenover het station is een bekend museum. 

Klopt dit? Is dit waar? Hoe komt de schrijver aan info? 
Ben ik het hiermee eens? Vind ik dit ook? 

Slide 8 - Slide

Tekstverbanden - herhaling
Tot nu toe heb je de tekstverbanden 
opsommend
tijdsvolgorde
tegenstellend
concluderend 
samenvattend
geleerd. Eens kijken wat je er nog van weet!

Slide 9 - Slide

Joris is lang, dus basketbal is een goede sport voor hem.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
samenvattend
D
concluderend

Slide 10 - Quiz

Karin eet altijd een banaan voordat ze gaat sporten.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
concluderend

Slide 11 - Quiz

Max houdt van klimmen, hij houdt ook van boulderen.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
concluderend

Slide 12 - Quiz

Joop vindt volleyballen leuk, maar alleen als hij op vakantie is.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
concluderend

Slide 13 - Quiz

Ik ben ziek vandaag, maar ik ga toch naar school.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
concluderend

Slide 14 - Quiz

Kortom, het was een zeer vermakelijke avond!
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
samenvattend
D
concluderend

Slide 15 - Quiz

Tekstverbanden - signaalwoorden herhaling
Tot nu toe heb je deze signaalwoorden geleerd: 
opsommend - ten eerste, ook, bovendien, zowel, als, ten slotte
tijdsvolgorde - eerst, terwijl, nadat, voordat, daarna, vervolgens, ten slotte
tegenstellend - maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel
concluderend - dus, dan ook, concluderend, hieruit volgt
samenvattend - kortom, samenvattend, al met al

Slide 16 - Slide

tekstverband oorzaak - gevolg
De volgende signaalwoorden geven in een tekst het verband aan tussen oorzaak en gevolg: 
doordat, daardoor, waardoor, met als gevolg, zodat 

De oorzaak is dat gene waardoor iets anders gebeurt: daardoor komt het. 
Het gevolg is de gebeurtenis die volgt op de oorzaak. 

Slide 17 - Slide

voorbeelden oorzaak - gevolg
Doordat de trein vertraging had, kwam ik veel te laat op het feest. 
oorzaak: De trein had vertraging.
gevolg: Ik kwam veel te laat op het feest. 

Ik was de hele week ziek geweest, met als gevolg dat ik erg achterliep op school. 
oorzaak: Ik was ziek geweest.
gevolg: ik liep achter op school.

Slide 18 - Slide

Huiswerk

Maak opdracht 1-2-3-4
blz 146-147

Slide 19 - Slide