voltooid onvoltooid

Plattegrond
Docent
Romy
Klaske 
Friso
Yessin
Niek
Tycho
Lucas
Denise
Pien
Lieke
Isa V.
Isa
Sophie
Lars
Colin
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Plattegrond
Docent
Romy
Klaske 
Friso
Yessin
Niek
Tycho
Lucas
Denise
Pien
Lieke
Isa V.
Isa
Sophie
Lars
Colin

Slide 1 - Slide

Donderdag 8 februari
Nakijken opdracht 30/31/32

Instructie onvoltooid en voltooide tijd
maken opdracht 33/34/35/36

timer
2:00

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

Ik kan een voltooide en onvoltooide tijd herkennen
Ik kan een voltooide en onvoltooide tijd op de juiste manier schrijven

Slide 3 - Slide

oefening 30
Herhaalde
ververste
geschilde
verwende
ontplofte
verklede
geschreven
verbouwde
gehate
vergrote
aangereden
verbrande
gelijmde
gehoorde
gesprongen

Slide 4 - Slide

oefening 31
gevonden
ingevoerde
verzamelde
beantwoorde
gewitte
georganiseerde
geverfde
beloofde
geredde
uitgeprobeerde
beroofde
geschoten
geklopte
gevallen
vermelde

Slide 5 - Slide

oefening 32
bedrogen
geserveerde
verdiende
gebruikte
verminderde
toegejuichte
geshakete 
geklutste
gedoofde
opgehaalde
gestrande
bevroren
ingezamelde
berechte
getrouwde 

Slide 6 - Slide

Onvoltooide tijd
1. is nog niet gebeurd
2. Je gebruikt de woorden zal/zou of zullen/zouden

Braden --> hij zou de kip in de oven braden
Bijten --> zal bijten--> de hond zal in het speeltje bijten 

Slide 7 - Slide

Voltooide tijd
1. is al gebeurd
2. Je gebruikt de woorden zal/zou, zullen/zouden + nog een hulpwerkwoord

Braden --> hij zou de kip in de oven gebraden hebben
Bijten --> de hond zou de kleine teckel gebeten hebben

Slide 8 - Slide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 9 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger
A
Gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande

Slide 10 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen
A
vewoestten
B
verwoeste
C
verwoesde
D
verwoesdden

Slide 11 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(schrikken) De .............. kinderen.

Slide 12 - Open question

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(maaien) Het ............... gras.

Slide 13 - Open question

Hij .... de afspraak met de kapper gemaakt hebben.

Slide 14 - Open question

De kinderen ... geschrokken zijn van de harde knallen.

Slide 15 - Open question

Aan het werk

Maken opdracht 33, 34, 35, 36

Klaar? Maken puzzelmix 1 en 2
timer
10:00

Slide 16 - Slide