P2 - Methode: Enquête maken

 Enquêtes maken
Methode
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Praktische economieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

 Enquêtes maken
Methode

Slide 1 - Slide

Stappenplan
1. Wat wil je te weten komen ?(= doel, voortvloeiend uit theoretische kader)
2. Welke vragen?
3. Welke vragen stel je wanneer? (=volgorde)
4. Conclusie(s) trekken

Slide 2 - Slide

Waarom maak je
een enquête?

Slide 3 - Mind map

Waar betekent de
"M'' in SMART?

Slide 4 - Mind map

1. Wat wil je te weten komen?
- Bepaal eerst:  Wat wil je weten? Wat wil je bereiken? En heel belangrijk hoe wil je de resultaten analyseren?

- Hier gaan je vragen dus over!

- Je theoretische kader is het fundament voor je vragen. Je hebt vooronderzoek gedaan aan de hand van je hoofd en deelvragen. Daar kan je conclusies uit trekken die je wil toetsen met de enquête OF je hebt nog een paar vragen die je kan stellen middels de enquête.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

2. Welke vragen?
- Bepaal hoe lang (tijd) de enquête mag duren, maak de enquête vooral niet te lang!
- Soorten vragen: open en gesloten vragen
- Gebruik duidelijke omschrijvingen en vermijd moeilijke of onduidelijke omschrijvingen zoals ‘goed’, ‘innovatief’, etc.
- Vermijd het gebruik van dubbele ontkenningen.
-  Zoveel mogelijk multiple choice vragen.
- Zoveel mogelijk dezelfde antwoordschaal--> niet - matig - voldoende - goed / 1-2-3-4-5
- Vraag maar één ding tegelijk.
- Geen suggestieve vragen

Slide 7 - Slide

2. Welke vragen?
- Open vragen:
  - Doel van een open vraag: veel informatie
  - Een open vraag begint met een vraagwoord (5 W's + 1 H)
- Gesloten vragen:
  - Doel van een gesloten vraag: ja/nee
  - Een open vraag begint niet  met een vraagwoord maar met een werkwoord.

- Houd rekening met de context waarin de enquêtevragen gesteld worden.
- Houd er rekening mee dat bepaalde enquêtevragen gevoelig liggen.
- Formuleer de vragen niet te persoonlijk of bedreigen.

Slide 8 - Slide


Gebruik altijd evenveel positieve als negatieve antwoordmogelijkheden.

Bijvoorbeeld een 4 puntschaal.

1 = helemaal mee oneens
2 = mee oneens
3 = mee eens
4 = helemaal mee eens
of

5 puntschaal.
1= helemaal mee oneens
2=mee oneens
3= niet eens/niet oneens
4= mee eens
5= helemaal mee eens


Meer antwoordmogelijkheden worden vaak gebruikt om een nauwkeuriger beeld te krijgen van de respondent.

Houd er rekening mee dat respondenten vaak niet kiezen voor uitersten. Hier zijn een aantal manieren voor, om dit tegen te gaan, bijvoorbeeld door geen neutrale antwoordmogelijk te geven, zo wordt de respondent gedongen een keuze te maken 

Slide 9 - Slide

Welke 3 behandelingen in onze salon vindt u het fijnst?
Is dit een open of een gesloten vraag?
A
Gesloten
B
Open

Slide 10 - Quiz

3. Welke vragen stel je wanner? (=volgorde)
- Je begint met persoonlijke vragen: geslacht,; leeftijd,; woonplaats,; etc.
- Nooit de naam vragen! Enquête is anoniem!
- Dan de inhoudelijk vragen die je wilt stellen.

-  Tips:
  - Test de enquête: onduidelijke vragen
  - Laat je leidinggevende de vragen controleren!
  - Maak de vragen niet te lang: onduidelijk!
  - Zoek geschikte plek voor het afnemen van de enquête: drukte/privacy.

Slide 11 - Slide

4. Conclusies(s) trekken
- Als je alle enquêtes afgenomen hebt, dan he je alle informatie.
- Per vraag schrijf je de antwoorden op!
- Wat weet je nu?
- Probeer per vraag een conclusie te trekken uit de antwoorden.

Slide 12 - Slide

Enquêtes maken in Microsoft Forms
In de volgende slide wordt uitgelegd hoe je jouw enquête anoniem afneemt. 

Op de slide daarna vind je een video met uitleg over het gebruik van Forms om je enquête te maken.

Slide 13 - Slide

Enquêtes maken in Microsoft Forms
1. Klik eerst op Instellingen
2. Vink "alleen personen bij RML kunnen reageren" aan.
3. Vink "naam opnemen" uit.
4. Vink "één antwoord per persoon" aan.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video