BS 3: Voeding en leefstijl MAX

BS 3: Voeding en Leefstijl
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

BS 3: Voeding en Leefstijl

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

* Je kunt met behulp van de schijf van 5 adviezen voor een gezonde voeding 
    en leefstijl geven.

* Je kunt factoren noemen die van invloed zijn op het energieverbruik van
   organismen.

Slide 2 - Slide

Schijf van 5
Alles wat je eet en drinkt heeft invloed op je gezondheid. Gezond eten verkleint de kans op ziekten en overgewicht.
De schrijf van 5 is een hulpmiddel
Om te bepalen wat en hoeveel we nodig hebben.
Eet elke dag iets uit elk vak van de schijf van vijf. 
Uit grote vakken moet je meer eten dan uit de kleine vakken.

Slide 3 - Slide

Adviezen voor een gezonde levensstijl.

Slide 4 - Slide

Energiebehoefte
Het is niet alleen belangrijk wat je eet en drinkt, maar ook hoeveel.
Hoeveel je nodig hebt is vooral afhankelijk van je energiebehoefte in rust.
Dit noemen we de grondstofwisseling
De grondstofwisseling is afhankelijk van:
  • Leeftijd 
  • Geslacht 
  • Lengte
  • Omgevingstemperatuur 

    Slide 5 - Slide

    Energiebehoefte
    Verder is  je activiteit bepalend voor je energiebehoefte. Wanneer je sport verbrand je veel meer voedingsstoffen dan wanneer je slaapt...
      Bij verbranding komt energie vrij in de vorm van beweging en warmte.


      In de afbeelding is hoeveelheid energie per activiteit weergeven in kilocalorie (kcal) voor een persoon van 60 kg.


        Slide 6 - Slide

        Hoeveel moet je eten en drinken?
        Hoeveel je moet eten en drinken is dus 
        afhankelijk van je grondstofwisseling en je activiteit.

        Door gezond en afwisselend te eten krijg je alle voedingsstoffen voldoende binnen. Hoeveel je nodig hebt is dus voor iedereen anders.
        Hiernaast een voorbeeld van wat een 15/16 jarige zoal zou kunnen eten op een dag. 
        (Hoeft dus niet voor jou te gelden)

        Slide 7 - Slide

        Te veel of te weinig.
        Bij overvoeding eet iemand meer dan het lichaam nodig heeft. Het lichaam slaat dan veel reservestoffen op als vet onder de huid. Hierdoor kun je overgewicht krijgen. Dit kan zorgen voor gezondheidsproblemen
        Wanneer iemand minder eet dan het lichaam nodig heeft, gaat het lichaam juist reservestoffen verbruiken. Als dit lang duurt zul je erg vermageren en krijg je ondergewicht. Ook dit kan ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken. Als je te weinig van bepaalde voedingsstoffen binnenkrijgt, kunnen gebreksziekten ontstaan.

        Slide 8 - Slide

        Eetstoornissen
        Wanneer iemand heel erg bezig is met eten en gewicht kan dat leiden tot een eetstoornis. Mensen met een eetstoornis hebben vaak een erg laag zelfbeeld Oorzaken van een eetstoornis kunnen zijn: 

        * Beinvloed door cultuur of (sociale) media
        * Nare gebeurtenissen
        * Controle willen hebben
        * Faalangst of perfectionisme
        * Ontevreden over zichzelf of het uiterlijk.



        Slide 9 - Slide

        Eetstoornissen
        De bekendste eetstoornissen zijn:
        Anorexia nervosa: Mensen hongeren zichzelf uit door heel weinig te eten.
        * Boulimia nervosa: Mensen met boulimia braken na het eten

        Heel veel bewegen of het gebruik van laxeermiddelen komt bij beide eetstoornissen voor.

        * Bij een eetbuistoornis wordt er juist heel veel gegeten, zonder te braken of  
           te sporten, waardoor er juist ernstig overgewicht ontstaat.

        Slide 10 - Slide

        Wat zijn gevolgen van eetstoornissen?
        Anorexia en boulimia zijn eetstoornissen en hebben (meestal) een mentale oorzaak.
        Eetstoornissen kunnen zorgen voor ernstige gezondheidsproblemen.
        Deze mensen komen er zelf niet uit en hebben hulp nodig
        Door snel  hulp te krijgen is er een grote kans op herstel.

        Merk je iets of maak je je zorgen om iemand, bespreek dit dan met iemand.

        Slide 11 - Slide

        Extra info!!!

        Slide 12 - Slide

        Koudbloedig

        Koudbloedig: lichaamstemperatuur is gelijk aan de omgevingstemperatuur.
        • Is het koud dan heeft het dier geen activiteit -> 
               lage grondstofwisseling, dier is niet actief
        • Wordt het warmer dan gaat de 
                grondstofwisseling toenemen, dier wordt actiever

        Slide 13 - Slide

        Warmbloedig
        Warmbloedig: constante lichaamstemperatuur
        • Is het koud, dan neemt de grondstofwisseling toe om de lichaamstemperatuur op peil te houden
        • Is het warm, dan neemt de grondstofwisseling af

        Slide 14 - Slide

        Aan de slag
        Maken opdracht 1 t/m 8
        Behalve samenvatting

        Slide 15 - Slide

        Slide 16 - Video