Week 8 -mavo 3 (chap. 3 + 5: luisteren + SO)

Bonjour tout le monde ! 
Start klaar ?

  • Ga rustig op je vaste plek zitten.
  • Doe je jas en oortjes uit.
  • Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
  • Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  • Timer af: stoppen met praten & de les begint

timer
3:00
1 / 54
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour tout le monde ! 
Start klaar ?

  • Ga rustig op je vaste plek zitten.
  • Doe je jas en oortjes uit.
  • Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
  • Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  • Timer af: stoppen met praten & de les begint

timer
3:00

Slide 1 - Slide

Présence (Aanwezigheid)
Tout le monde est présent?
(Is iedereen aanwezig?)

Slide 2 - Slide

SO - Chapitre 3
timer
30:00

Slide 3 - Slide

Programme - semaine 8
Les objectifs d'apprentissage 
Aan het einde van de les:
  • Kan ik een gesprek begrijpen over het thema.
  • Kan ik een lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord vervangen.
  • Ken ik woorden die te maken hebben met reizen en vervoer.

Voorkennis activeren
Vocabulaire
Bron H & luisteren
Exercices
Evaluatie

Slide 4 - Slide

Dernier cours?

Slide 5 - Open question

Maryam mange la glace à la fraise.

Slide 6 - Open question

Zakaria aime le footbal.

Slide 7 - Open question

Mon ami a regardé la télévision.

Slide 8 - Open question

Chapitre 3

Slide 9 - Slide

Chapitre 3
Tot nu toe.....

Grammaire: (p. 127)
1. Passé composé met onregelmatige werkwoorden (avoir, être, faire, prendre) EN être
2. Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

Slide 10 - Slide

Chapitre 5

Grammaire: (p. 43)
1. Het delend lidwoord
2. Het werkwoord 'venir'

Slide 11 - Slide

PTO 2 - Chapitre 3 & 5 - 
Chapitre 3 - Grammaire: (p. 127)
1. Passé composé met onregelmatige werkwoorden (avoir, être, faire, prendre) EN être (p.106-108)
2. Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp (p.120-121)
Vocabulaire:  A, B, E, F van FR-NL / NL-FR (p.124-125)

Chapitre 5 - Grammaire: (p. 43) boek B
1. Het werkwoord 'venir' (p.36-37)
Vocabulaire: A, B, E van FR-NL / NL-FR (p.40-41)
Phrases-clés C & G: bestelling plaatsen (p.20 en 34)


Slide 12 - Slide

Vocabulaire leçon 4

Slide 13 - Slide

Vul de woordjes in:
(leçon 4)

Slide 14 - Open question

Vocabulaire leçon 5

Slide 15 - Slide

Exercices
Chapitre 3

Bron H
Het vervangen van een lijdend voorwerp door le / la / l'/ les



Slide 16 - Slide

Luistervaardigheid

Bron A - p. 96

Écouter

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Exercices
Chapitre 3

Bron C
Phrases-clés

Bron H
Het vervangen van een lijdend voorwerp door le / la / l'/ les



Slide 19 - Slide

Phrases-clés C - chapitre 3
Au travail!

Slide 20 - Slide

ex. 12 p. 104
ex. 12
Phrases clés

Slide 21 - Slide

Il y a ...
Er is / er zijn

Il y a une piscine.

Il y a des palmiers.

Slide 22 - Slide

Oefenen in 2-tallen
Les phrases clés.

Slide 23 - Slide

Tu vas où?
Je vais à Toulouse en train.

Slide 24 - Slide

Tu pars à quelle heure?
Je pars à deux heures.

Slide 25 - Slide

Le voyage dure combien de temps?
Le voyage dure une heure.

Slide 26 - Slide

C'est un train direct?
Non, il faut changer à......

Slide 27 - Slide

Il faut réserver?
Oui, c'est obligatoire.

Non, ce n'est pas nécessaire.

Slide 28 - Slide

Ça coute cher?
Non, un aller-simple coute 15 euros.

Slide 29 - Slide

1
2
3
4
Tu
vas
?

Slide 30 - Drag question

1
2
3
4
5
6
pars
quelle
à
Tu
heure
?

Slide 31 - Drag question

1
2
3
4
5
6
7
dure
combien
?
temps
le
de
voyage

Slide 32 - Drag question

1
2
3
4
5
6
est
?
un
direct
c'
train

Slide 33 - Drag question

1
2
3
4
réserver
?
il
faut

Slide 34 - Drag question

1
2
3
4
ça
?
cher
coute

Slide 35 - Drag question

Grammaire H - chapitre 3
Au travail!

Slide 36 - Slide

Lijdend voorwerp

Slide 37 - Mind map

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 38 - Mind map

Ik kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
  • Ik heb mijn broer geholpen.
Ik heb hem geholpen.
  • Ik heb mijn moeder gezien.
Ik heb haar gezien.
  • Ik zie de kinderen op straat.
Ik zie ze op straat.

Slide 39 - Slide





Ik drink een glas cola.
  • Wat drink ik?

Gisteren heb ik een mooie film gezien.
  • Wat heb ik gezien?



een lijdend voorwerp?
wie / wat + pv + onderwerp

Slide 40 - Slide

een persoonlijk voornaamwoord?
onderwerp
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij
lijdend voorwerp
mij
jou
hem/haar
ons
jullie
ze (hen)

Slide 41 - Slide

le / la / l' / les
Ken je al als lidwoord.

le père
la mère
l'enfant
les parents


Slide 42 - Slide

le
la
l'
les
m / v enkelvoud voor een klinker of stomme h
m / v meervoud
mannelijk enkelevoud
vrouwelijk enkelvoud

Slide 43 - Drag question

Opdracht: m / v / enkelvoud / meervoud?
  1. le professeur = ___________
  2. les élèves = _____________
  3. une tante =  _____________
  4. les motos = ______________
  5. l'orange = ______________

Slide 44 - Slide

MAAR:
Het zijn OOK persoonlijke voornaamwoorden.
Ze vervangen dan een zinsdeel dat het lijdend voorwerp van de zin is.
Ik verkoop de auto van ouders.
Ik verkoop hem voor maar 500 euro.
Je vends la voiture de mes parents.
Je la vends pour 500 euros seulement.

Slide 45 - Slide

Grammaire H - Chapitre 3

Slide 46 - Slide

Grammaire H - Chapitre 3

Slide 47 - Slide

Grammaire H - Chapitre 3

Slide 48 - Slide

Vervang het lijdend voorwerp door le / la / les.
Elle a acheté des fleurs.

Slide 49 - Open question

Exercices maken
  • Zelfstandig maken: 29, 30abc, 31, 32ab blz. 120-123

  • Déjà fini? (al klaar): voca oefenen


Vous avez 20 minutes.
timer
20:00

Slide 50 - Slide

Corriger les exercices

Slide 51 - Slide

Evaluatie
Noem 'deux mots' die je hebt onthouden uit de les.

Slide 52 - Slide

Écris ta réponse:

Slide 53 - Open question

Les devoirs pour le prochain cours...
Grandes Lignes - Chapitre 3:

  • Exercices afmaken
  • Apprendre vocabulaire 


Slide 54 - Slide