What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
zinnen maken A1
zinnen maken A1
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
NT2
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
25 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
zinnen maken A1
Slide 1 - Slide
Wat is een zin?
A
fiets
B
10
C
zie fietsen
D
Ik zie 10 fietsen.
Slide 2 - Quiz
Wat is een zin?
E
lke zin begint met een
HOOFDLETTER
.
E
lke zin eindigt met een
punt
.
Slide 3 - Slide
Wat is een zin?
In elke zin zitten
minstens 2 woorden
!
1.
het onderwerp
(wie/wat)
2.
een werkwoord
(wat je doet)
Ik
fiets
.
1 2
Ik
zoek
mijn fiets.
1 2
Slide 4 - Slide
Een werkwoord is een woord
dat je kunt doen.
Een werkwoord is een woord dat je kunt doen.
Slide 5 - Slide
Wat is het werkwoord?
Slide 6 - Slide
Welk woord is het werkwoord?
Wij gaan naar school.
A
wij
B
gaan
C
naar school
Slide 7 - Quiz
Wat is het werkwoord?
De jongen stapt over de dozen.
A
de jongen
B
stapt
C
over de dozen
Slide 8 - Quiz
Wat is het werkwoord?
Hij gooit de bal tegen de muur.
A
hij
B
gooit
C
de bal
D
tegen de muur
Slide 9 - Quiz
Wat is het werkwoord?
De wind waait hard buiten.
A
de wind
B
waait
C
hard
D
buiten
Slide 10 - Quiz
Een werkwoord is een woord dat je kunt doen.
Schrijf 2 werkwoorden op.
Slide 11 - Open question
Het onderwerp
Het onderwerp is
wie of wat
het werkwoord doet.
Ik zoek mijn jas.
Wat is het woord dat je kunt doen? -->
zoek
= werkwoord
Wie zoekt? -->
ik
zoek -->
ik
= onderwerp
Slide 12 - Slide
Welk woord is het onderwerp?
Wij gaan naar school.
A
wij
B
gaan
C
naar school
Slide 13 - Quiz
Wat is het onderwerp?
De jongen stapt over de dozen.
A
de jongen
B
stapt
C
over de dozen
Slide 14 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Hij gooit de bal tegen de muur.
A
hij
B
gooit
C
de bal
D
tegen de muur
Slide 15 - Quiz
Wat is het onderwerp?
De wind waait hard buiten.
A
de wind
B
waait
C
hard
D
buiten
Slide 16 - Quiz
Maak de zin af.
Het ... ... tussen de glazen.
Slide 17 - Open question
Maak een zin met "
schrijven
".
Slide 18 - Slide
Volgorde in de zin
In de zin staan de woorden vaak in dezelfde volgorde:
1.
onderwerp
2.
werkwoord
3. wat 4.
wanneer
5.
waar
Ik
gooi
de bal --
tegen de muur
.
Mijn moeder
is
--
vandaag
thuis
.
De vrouw
strijkt
haar jurk. -- --
Slide 19 - Slide
Zet de zin in de goede volgorde.
wast - de jas - de man
Slide 20 - Open question
Zet de zin in de goede volgorde.
de auto - tegen de muur - botst
Slide 21 - Open question
Ga aan het werk in je map.
Kijk bij het tabblad
"NT2 taalmenu".
Slide 22 - Slide
More lessons like this
T2L9: Supertalenten
February 2023
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Woordvolgorde
June 2022
- Lesson with
24 slides
English
Tertiary Education
Taalbeschouwing: herhaling - Kerst
December 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Lager onderwijs
3.7 Grammatica VMBO-BK leerjaar 2
December 2021
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
1.7 Grammatica oefenen
October 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Werkwoorden
May 2020
- Lesson with
16 slides
by
Numo
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Numo
Herhaling 2A Examens
21 days ago
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsbouw
March 2024
- Lesson with
16 slides