2tha1 Zinsdeelzinnen




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Nodig: leesboek, laptop, lesboek, schrift + pen
timer
2:30
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Nodig: leesboek, laptop, lesboek, schrift + pen
timer
2:30

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

#boekpraat in duo's
Je vertelt je buurman/ vrouw:

1. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen met de hoofdpersoon in je leesboek?
2. Waar speelt het verhaal zich af?
timer
3:00

Slide 3 - Slide

Lesprogramma
Grammatica/ zinsontleding

  • TH: Mixopdrachten maken (oefentoets)
  • HA: Uitleg zinsdeelszinnen en oefenen via LessonUp







Slide 4 - Slide

Zelfstandig werken TH
Grammatica cursus 5

$10 Mixopdrachten (oefentoets)
alleen online
Spelling (cursus 7) $2 Leestekens, blz. 1 t/m 5

timer
25:00

Slide 5 - Slide

Grammatica

ZINSDEELZINNEN

Slide 6 - Slide

Zinsdeelzinnen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
hoofdzinnen en bijzinnen

Bij een hoofdzin staan persoonsvorm en onderwerp naast elkaar. Er past (bijna nooit) een woord tussen.

De persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats.

Slide 9 - Slide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
hoofdzinnen en bijzinnen

Bij een bijzin kan of staat er een woord tussen de persoonsvorm en het onderwerp. Er past dus een woord tussen.

Een bijzin kun je (meestal) vervangen door één woord of woordgroep.

De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 10 - Slide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
nevenschikking en onderschikking

Als twee zinnen van hetzelfde niveau naast elkaar staan, dan noemen we dit nevenschikkig.

Als twee zinnen van een ander niveau naast elkaar staan, dan noemen we dit onderschikking.

Slide 11 - Slide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Een bijzin is altijd een zinsdeel van de hoofdzin. En omdat dit een zin is, noemen we dit een zinsdeelzin.

We kennen de volgende zinsdeelzinnen: ow-zin, lv-zin, nw.deel-zin, mv-zin, vv-zin en bwb-zin.

Slide 12 - Slide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen
1. Zoek de bijzin.

2. Vervang de bijzin door één woord (of woordgroep).

3. Ontleed de hoofdzin.

4. Het zinsdeel van het woord is ook de zinsdeelzin.


Slide 13 - Slide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Ik blijf vandaag binnen, omdat het zo hard regent.

Daarom blijf ik vandaag binnen.

bwb-zin = omdat het zo hard regent





Slide 14 - Slide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Wie het boeket vangt, mag als volgende trouwen!

Zij mag als volgende trouwen!

ow-zin = Wie het boeket vangt





Slide 15 - Slide

Stappenplan bijzin benoemen
1. Wat is de hoofdzin en wat is de bijzin?
2. Vervang de bijzin door een woord
3. Ontleed de hoofdzin met het woord en benoem dan de bijzin

Slide 16 - Slide

Bijvoeglijke bijzin
Bekijk de volgende zinnen:


Het bronzen (bijv.bep) standbeeld (zn) krijgt een plek in het Stadspark.
Het standbeeld (zn), (bijv.bijzin dat van brons is gemaakt), krijgt een plek in het Stadspark.



Slide 17 - Slide

Bijvoeglijke bijzin
In zin 1 is het onderwerp Het bronzen standbeeld. Daarbinnen is bronzen een bijvoeglijke bepaling bij de kern standbeeld.
In zin 2 is het onderwerp Het standbeeld, dat van brons is gemaakt. Het zinnetje dat van brons is gemaakt is binnen het onderwerp een bijvoeglijke bepaling bij de kern standbeeld. Deze bijvoeglijke bepaling is een zin – dat zie je aan de persoonsvorm is – en heet daarom een bijvoeglijke bijzin (bijv. bijzin). Dat noteer je zo:
bijv.bijzin = dat van brons is gemaakt → standbeeld

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Zelfstandig werken
Grammatica cursus 5
TH: $10 Mixopdrachten (oefentoets) alleen online
Spelling (cursus 7) $2 Leestekens, blz. 230,  1 t/m 5
HA: $13 Bijvoeglijke bijzin, blz. 230, 1 t/m 5
A: $7 ZD Zinsdeelstukken + $9 Samengestelde zinnen, 1 t/m 5 opdracht 1 t/m 5

timer
25:00
pv = persoonsvorm
ow= onderwerp
lv = lijdend voorwerp
mv= meewerkend voorwerp
bwb = bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Slide