B2 Formuleren hs. 3 Voorbeelden gebruiken

B2 Formuleren hs. 3
Hoe gebruik je voorbeelden?
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

B2 Formuleren hs. 3
Hoe gebruik je voorbeelden?

Slide 1 - Slide

Noteer twee onderwerpen waarbij je met voorbeelden het onderwerp kan verduidelijken.
Dure euro?
Veel mensen denken dat we tegenwoordig in euro’s betalen wat we vroeger in guldens betaalden. Dit zou betekenen dat alles meer dan twee keer zo duur is geworden. Het CBS heeft onderzocht of dit klopt, door de huidige prijzen van verschillende producten te vergelijken met de prijzen van vroeger. Uit het onderzoek blijkt dat veel dagelijkse boodschappen nauwelijks duurder of zelfs goedkoper zijn geworden. Er zijn wel levensmiddelen die twee keer zo veel kosten als vroeger, maar volgens het CBS heeft dit niets te maken met de invoering van de euro, maar is het een normaal gevolg van de inflatie. Er zijn ook nog producten die meer dan twee keer zo duur geworden zijn, maar de oorzaak daarvan moet gezocht worden in schaarste of verbetering van technologie.

Slide 2 - Slide

Met welke signaalwoorden kun je een voorbeeld beginnen in een tekst?
timer
0:45

Slide 3 - Open question

Het gaat al jaren slecht met de meeste weidevogelsoorten in Nederland. Cijfers van het CBS toonden vorig jaar aan dat bijvoorbeeld het aantal grutto's, scholeksters en veldleeuweriken steeds verder daalt. Wat is het signaalwoord?
timer
0:30

Slide 4 - Open question

Het gaat al jaren slecht met de meeste weidevogelsoorten in Nederland. Cijfers van het CBS toonden vorig jaar aan dat bijvoorbeeld het aantal grutto's, scholeksters en veldleeuweriken steeds verder daalt.
Waar worden voorbeelden van genoemd?
A
Cijfers van CBS
B
vogels
C
weidevogelsoorten
D
grutto's

Slide 5 - Quiz

Vul de zin aan met drie duidelijke voorbeelden. Nederland heeft al jaren geen echte natuurrampen meegemaakt. Voorbeelden zijn ..., ... en ...
timer
1:00

Slide 6 - Open question

Vul de zin aan met drie duidelijke voorbeelden. Karel wil in de dierentuin lang kijken bij de wilde dieren, zoals ..., ... en ...
timer
1:00

Slide 7 - Open question

Vul de zin aan met drie duidelijke voorbeelden. De eerste mobiele telefoons werden vooral gebruikt om te bellen en te sms'en. Nu denken we aan ..., ... en ...
timer
1:00

Slide 8 - Open question

Vul de zin aan met drie duidelijke voorbeelden. Op school heb je veel exacte vakken, bijvoorbeeld ..., ... en
timer
1:00

Slide 9 - Open question

Bedenk een vervolgzin met twee voorbeelden. Als iemand extreem bang is, kan het zijn dat hij een fobie heeft.
timer
3:00

Slide 10 - Open question

Bedenk een vervolgzin met twee voorbeelden. Veel pubers mogen hun zakgeld niet alleen uitgeven aan leuke dingen.
timer
3:00

Slide 11 - Open question

Noteer drie voorbeelden die in de tekst genoemd worden.
Uitverkoop!
Als je door een willekeurige winkelstraat in Nederland loopt, zou je haast denken dat het voortdurend uitverkoop is. Overal staan borden met ‘sale’, ‘hoge kortingen’ en ‘nu halve prijs’ of er staan rekken met afgeprijsde artikelen voor de deur. Toch zijn er nog steeds producten die alleen in een bepaalde periode met hoge kortingen aangeboden worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor kleding, maar ook voor kerstartikelen en tuinmeubelen
timer
4:00

Slide 12 - Slide

Werk één van de voorbeelden uit in Word in een alinea van ongeveer 50 woorden. Let op  synoniemen en OPA!
Uitverkoop!
Als je door een willekeurige winkelstraat in Nederland loopt, zou je haast denken dat het voortdurend uitverkoop is. Overal staan borden met ‘sale’, ‘hoge kortingen’ en ‘nu halve prijs’ of er staan rekken met afgeprijsde artikelen voor de deur. Toch zijn er nog steeds producten die alleen in een bepaalde periode met hoge kortingen aangeboden worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor kleding, maar ook voor kerstartikelen en tuinmeubelen
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Wissel je werk uit met dan een klasgenoot en beoordeel elkaars alinea.

  1. Is duidelijk welk voorbeeld uitgewerkt wordt?
  2. Heeft de ander het voorbeeld goed uitgewerkt?
  3. Heeft de ander gevarieerd in woordgebruik en zinsopbouw?
timer
5:00

Slide 14 - Slide