1) begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
2) begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit leesteksten;
3) heb je het Stappenplan moeilijke woorden herhaald;
4) weet je dat verschillende woorden hetzelfde kunnen betekenen;
5) weet je in welke situaties je netjes moet praten.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Blok 1 - Over taal
Na deze les:
1) begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
2) begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit leesteksten;
3) heb je het Stappenplan moeilijke woorden herhaald;
4) weet je dat verschillende woorden hetzelfde kunnen betekenen;
5) weet je in welke situaties je netjes moet praten.
Slide 1 - Slide
Theorie
Je gebruikt het Stappenplan moeilijke woorden als je een onbekend woord tegenkomt. Het scheelt veel tijd als je de betekenis van een woord niet hoeft op te zoeken.
Slide 2 - Slide
Stappenplan
1) Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord daar wordt uitgelegd.
2) Kijk of je bekende stukjes in het woord ziet.
3) Kijk of er plaatjes bij de tekst staan.
4) Vraag om de betekenis van het woord of zoek het op in een woordenboek.
Slide 3 - Slide
Synoniemen
Woorden die hetzelfde betekenen noem je synoniemen. Voorbeelden hiervan zijn: snel en vlug en weg en straat.
Slide 4 - Slide
Een synoniem is een woord dat (bijna) hetzelfde betekent.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Je gebruikt het Stappenplan bij moeilijke woorden. Je gaat op zoek naar een bekend stukje in het woord.
A
Onjuist
B
Juist
Slide 6 - Quiz
Wat betekent het woord 'verklaren'?
A
Omdraaien
B
Uitleggen
C
Verwisselen
D
Uitgeven
Slide 7 - Quiz
Wat betekent het woord 'toestemmen'?
A
Iets fout vinden
B
Iets afkeuren
C
Iets goed vinden
D
Prettig vinden
Slide 8 - Quiz
Hoe schrijf je het woord:
A
Eerlijkheid
B
Eerlijkheit
Slide 9 - Quiz
Hoe schrijf je het woord:
A
Vindingrijk
B
Vindingreik
Slide 10 - Quiz
Hoe schrijf je het woord:
A
Behoorlijk
B
Behoorleik
Slide 11 - Quiz
De PV is altijd een..
A
Werkwoord
B
Voltooid deelwoord
Slide 12 - Quiz
Een voltooid deelwoord begint meestal met ge- be- of ver-
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Zelfstandig werken aan de opdrachten
1) Ga naar It's Learning en open de methode. Maak opdracht 1.10 en 1.11.
2) Als je klaar bent, steek je je vinger op en dan kijk ik de opdrachten na.
3) Als je de opdrachten goed gemaakt hebt, mag je daarna iets voor jezelf doen.