Les 4 Elektriciteit/de stroomkring

Vandaag
20 min theorie 
15 min opgaven maken 
10 min nakijken 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag
20 min theorie 
15 min opgaven maken 
10 min nakijken 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen 
Je kunt beschrijven in welke richting de elektrische stroom door een stroomkring loopt. 
Je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen en de symbolen hiervan tekenen.
Je kunt het verschil tussen geleiders en isolatoren beschrijven. 
Je kunt een aantal geleider en isolatoren noemen. 

Slide 2 - Slide

Stroomkring
De stroom kan door een gesloten stroomkring rondstromen. De stroom kan niet door een onderbroken stroomkring rondstromen. (Kijk bijvoorbeeld eens naar afbeelding 1)

Elektrische stroom loopt van de plus (+) naar de min (-) van een spanningsbron. 
Kader; Wat er door de draden beweegt, noem je lading

Slide 3 - Slide

Geleiders
Stoffen waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen kan lopen. 

Koolstof en alle metalen (koper, aluminium). 


Slide 4 - Slide

Isolatoren 
Stoffen die een elektrische stroom niet of heel slecht doorlaten. 

Rubber, glas, hout, plastic. 

Slide 5 - Slide

Schakelaar
Stroom aan- en uitschakelen. 
Stroomkring onderbreken. 

Slide 6 - Slide

Opgaven maken basis
Wat? paragraaf 3; 1 t/m 16 (9 niet)      
Hoe? Zachtjes overleggen 
Hulp? Buurman/buurvrouw, anders docent
Tijd? 15 min
Klaar? Lees paragraaf 4 "Schakelingen"

Slide 7 - Slide

Stroommeter
Meten hoe sterk de stroom in de stroomkring is. 

Stroomsterkte; hoeveel lading er per seconde voorbijkomt. 

Slide 8 - Slide

Alles op een rij
Grootheid
Symbool
Eenheid
Afkorting
Stroomsterkte
I (hoofdletter i)
Ampère 
A

Slide 9 - Slide

0,250 A = 250 mA

Slide 10 - Slide

Lesdoelen 
Je kunt beschrijven in welke richting de elektrische stroom door een stroomkring loopt. 
Je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen en de symbolen hiervan tekenen.
Je kunt het verschil tussen geleiders en isolatoren beschrijven. 
Je kunt een aantal geleider en isolatoren noemen. 

Slide 11 - Slide

Opgaven maken kader
Wat? Paragraaf 1; 1 t/m 13 (9 niet), (basis 1 t/m 16, vraag 9 niet)
Hoe? Zachtjes overleggen 
Hulp? Buurman/buurvrouw, anders docent
Tijd? 15 min
Klaar? Lees paragraaf 3 "Schakelingen"

Slide 12 - Slide