Les Biofysica - 4vwo - 16-2-2021

Les over Biofysica
 dinsdag 16 feb.
  • Bespreken 35 d en e;
    37 a, c en d,
    38
  • Maken en bespreken 39
  • Huiswerk opgeven
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les over Biofysica
 dinsdag 16 feb.
  • Bespreken 35 d en e;
    37 a, c en d,
    38
  • Maken en bespreken 39
  • Huiswerk opgeven

Slide 1 - Slide

Opgave 35d
  • tweede kracht met rechtsdraaiend moment 
  • dus moet de veerkracht (linksdraaiend moment) groter zijn
  •  dus rekt de veer meer uit
  • hij wordt dus langer

Slide 2 - Slide

Opgave 35e
Krachtenevenwicht: FS=Fv+Fz+Fp .
Fp is er nu bijgekomen
maar Fv is  groter geworden, dus de kracht in S neemt met meer dan Fp toe -->
antwoord B

Slide 3 - Slide

Opgave 37a
Fz = m × g = 9,4 × 9,81 = 92,21 N
Uit de figuur blijkt dat:
 rp = 2 x rz, dus


 Fp = ½ x F-->
 Fp = ½ x 92,21 = 46 N

Slide 4 - Slide

Opgave 37c
rspier = 2,2 m
rz = 1,3 × cos(20°) = 1,22 m en Fz =  92,21 N
Fspier × rsp = Fz × rz
Fspier × 2,2=92,21 ×1,22
Fspier=112,50/2,2=51 N

Slide 5 - Slide

Opgave 37d
Spierkracht niet loodrecht dan rspier kleiner dan  2,2 m
Mspier = Mz = 112,50 N blijft
Dus als rspier kleiner wordt, moet Fspier groter worden.
Dus geeft loodrecht de kleinste kracht

Slide 6 - Slide

Opgave 38a
 Msp=Mz 
Fsp ×  rsp = Fz × rz
rz = 40 cm = 0,40 m
Fsp = 1,8∙10
rsp = 0,60 x sin(9,2°)
        = 0,0959 m

Slide 7 - Slide

Opgave 38a
 Fsp ×  rsp=Fz × rz
1,8∙103 × 0,0959 = Fz×0,40
Fz = 1,8∙103× 0,0959 /0,40
Fz = 4,317∙102

m = Fz/g
      = (4,317∙102)/9,81 = 44 kg

Slide 8 - Slide

Opgave 38b
De kracht in S moet even groot maar tegengesteld gericht zijn aan de somkracht van Fsp en Fz

De spierkracht maakt een hoek met de zwaartekracht; we kunnen dus niet gewoon optellen. 

Slide 9 - Slide

Opgave 38b
We gaan de spierkracht in een x- en y-component ontbinden.
Fsp,x =Fsp × cos⁡(9,2°) = 4,26∙102 N

In de x-richting is Fsp,x de enige kracht, dus
Fs,x = Fsp,x


Slide 10 - Slide

Opgave 38b
Fsp,y =1 ,8∙103 × sin⁡(9,2°)
Fsp,y = 2,878∙102 N naar beneden!


Fs,y = Fz - Fsp,y
          = 4,317∙102 - 2,878∙102 
          = 1,439∙102 N

Slide 11 - Slide

Opgave 38b

Nu Fs  met Pythagoras
en de hoek met tan:


Slide 12 - Slide

Opgave 38c
Emmer water 10 L,
Fz,emmer = 9,8.102 N,
rz, emmer = 0,60 m

extra rechtsdraaiend moment :
Fsp× rsp =  F× rz
                       + Fz,emmer × rz,emmer

Slide 13 - Slide

Opgave 38c
Fsp× rsp =  F× rz
                       + Fz,emmer × rz,emmer
 Fsp × 0,0959 = 4,317∙102 × 0,40
                                  + 9,8∙102 × 0,60 
Fsp = 7,9∙103 N;
dus een extra kracht van
7,9∙103 – 1,8∙103 = 6,1∙103 N.


Slide 14 - Slide

Maak opgave 39a. Gebruik het tekenblad.

Slide 15 - Open question

Opgave 39a
Opmeten in de tekening op het werkblad :
 
rbal = TS = 6,7 cm en
rsp = 1,5 cm

Slide 16 - Slide

Opgave 39a
rbal = 6,7 cm; Fbal = 78,4 N
rsp = 1,5 cm
 Fsp × rsp = Fbal × rbal
Fsp × 1,5 = 78,4 × 6,7
Fsp = 78,4×6,7 / 1,5 
Fsp = 350,6 = 3,5∙102 N

Slide 17 - Slide

Thuiswerk voor vr 19-2
Bestudeer Biofysica B3 helemaal en maak opgave 39b (construeren en berekenen) en 40
Bestudeer H3.1  en van H3.2 begrijpen behalve het stukje "Gasdruk meten" en maak opgave 4 en 6

Slide 18 - Slide