Als je een koppelwerkwoord gebruikt in een zin gaat het niet om iets
doen, maar om iets
zijn. Een koppelwerkwoord koppelt een eigenschap of kenmerk aan het onderwerp.
De volgende werkwoorden kunnen een koppelwerkwoord zijn: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, vóórkomen.
- Hij blijft mijn favoriete schrijver.
- Dat is altijd zijn lievelingsboek geweest.