1.1 Hoe ontstond de industrie? Quiz

1.1 Hoe ontstond de industrie? Quiz
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Mens en maatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1.1 Hoe ontstond de industrie? Quiz

Slide 1 - Slide

Tijd van de burgers en stoommachines =
A
1500-1600
B
1600-1700
C
1700-1800
D
1800-1900

Slide 2 - Quiz

Tijd van de burgers en stoommachines =
A
1500-1600
B
1600-1700
C
1700-1800
D
1800-1900

Slide 3 - Quiz

De moderne tijd =
A
vijfde periode 1800 tot heden.
B
zesde periode 1700 tot heden.
C
zevende periode 1600 tot heden.
D
achtste periode 1500 tot heden.

Slide 4 - Quiz

Waar
Niet waar
In de winter was er weinig werk op de boerderij.
Boerenfamilie's wilden extra geld verdienen.
Boeren en ambachtslieden werkten alleen maar in de winter.
Kleine bedrijfjes ontstonden later.

Slide 5 - Drag question

Hoe ontstonden kleine bedrijven?
A
Boeren werkten alleen in de winter.
B
Vrouwen en kinderen werkten extra.
C
Ambachtslieden en boeren werkten het hele jaar door.
D
Mannen werkten met hun handen.

Slide 6 - Quiz

Boeren gebruikten eigen spierkracht of die van dieren om apparaten te laten werken.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 7 - Quiz

Energie =
A
iets dat energie geeft.
B
grote verandering.
C
als dingen hetzelfde blijven.
D
kracht die ervoor zorgt dat iets gebeurt.

Slide 8 - Quiz

Energiebron =
A
Kracht die ervoor zorgt dat iets gebeurt.
B
Beweging voor de afschaffing van mensenhandel.
C
Iets dat energie geeft, aardolie, steenkool, water, wind en zon.
D
Gebied waar producten verkocht worden.

Slide 9 - Quiz

Met welke nieuwe energiebron rond 1780 kon je andere apparaten laten werken?
A
Waterkracht
B
Stoomkracht
C
Ijzerkracht
D
Windkracht

Slide 10 - Quiz

Machines kunnen sneller en langer werken dan mensen kunnen.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 11 - Quiz

Ondernemers hadden liever spierkracht dan machines die het werk deden.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 12 - Quiz

In fabrieken was er meer plaats voor machines dan thuis of in een klein bedrijfje.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 13 - Quiz

Het werk en leven van de mensen veranderde in de tijd van burgers en stoommachines.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 14 - Quiz

Dat tijdvak begon in 1800 en eindigde in 2000
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 15 - Quiz

Deze periode, waarin het leven steeds moderner werd, heet de ouderwetse tijd.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 16 - Quiz

Werkgever.
Werknemer.
industriele revolutie.
ondernemer.
Iemand die mensen in loondienst heeft.
Iemand  die in dienst van een baas betaald werk doet.
Grote verandering in de productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines.
Iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdient.

Slide 17 - Drag question