H7 Herhalen

Wat is geen voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
Nu sparen om straks met pensioen te gaan
B
nu studeren om straks een hoger inkomen te verdienen
C
het kopen van een huis via een hypothecaire lening
D
Ik ga over 6 weken op vakantie
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is geen voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
Nu sparen om straks met pensioen te gaan
B
nu studeren om straks een hoger inkomen te verdienen
C
het kopen van een huis via een hypothecaire lening
D
Ik ga over 6 weken op vakantie

Slide 1 - Quiz

In 2020 (basisjaar) is het spaarbedrag van Jan EUR 450.
In 2021 is het spaarbedrag EUR 471. Wat is het indexcijfer in 2021?
A
5%
B
1,05
C
105
D
96

Slide 2 - Quiz

De rente op mijn spaarrente is 0,5%. De inflatie is 1%. Mijn reële rente op mijn spaarrekening is
A
positief
B
negatief

Slide 3 - Quiz

De rente op mijn spaarrente is 2,50%. De inflatie is 1,50%. De reële rente op mijn spaarrekening bedraagt
A
1,00%
B
3,50%
C
0,99%
D
-1,00%

Slide 4 - Quiz

Het indexcijfer voor mijn reële inkomen is 112. Voor het prijspijl 122.
Mijn nominale inkomen als indexcijfer bedraagt:
A
136,64
B
91,80
C
108,92
D
100

Slide 5 - Quiz

De overheid moet de komende jaren nog zo'n honderd miljard euro terugbetalen. Welk begrip past bij dit bedrag?
A
Rijksbegroting
B
Staatsschuld
C
Begrotingstekort
D
EMU tekort

Slide 6 - Quiz

Een structurele uitgave van de overheid is een uitgave die:
A
met de hoeveelheid van de productiefactoren te maken heeft
B
elk jaar terugkomt
C
met de kwaliteit van de productiefactoren te maken heeft
D
met de kwaliteit of kwantiteit van de productiefactoren te maken heeft

Slide 7 - Quiz

Geef aan welke geen voorbeeld is van een structurele uitgave van de overheid
A
de uitkeringen moeten omhoog
B
verbreding van wegen
C
dijken moeten worden verhoogd
D
het onderwijs moet worden verbeterd

Slide 8 - Quiz

Als de overheid dit jaar een overschot heeft op de begroting, betekent dit dat
A
de overheid een deel van de schuld kan aflossen
B
de overheid geen geld hoeft te lenen

Slide 9 - Quiz

Hoe hoog mag de EMU- schuld en het EMU-tekort zijn?
A
geen idee
B
60% en 3%
C
3% en 60%
D
mag een land zelf weten

Slide 10 - Quiz