taak 4 (thema: Uiterlijk) Schrijf een tekst

Thema Wonen
Taak 4 - 
Schrijf een tekst
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema Wonen
Taak 4 - 
Schrijf een tekst

Slide 1 - Slide

Taak 5 Schrijf een tekst
Je hebt een cheque van 10.000 euro gewonnen. 
Die mag je gebruiken om jezelf mooier te maken.
Je kunt kleding kopen, naar de kapper gaan, mooie sieraden kopen, een tattoo laten zetten, of wat je maar wil. 
Er is één voorwaarde: je moet het geld op één dag uitgeven. 
De winkels gaan om negen uur open en ze gaan om zes uur dicht.

Schrijf op wat je met het geld op één dag gaat doen

In welke winkel begin je om negen uur? Hoe lang blijf je daar?
Wat ga je daar kopen?
Waar ga je daarna naartoe? Hoe laat is het dan?
Is al het geld op aan het eind van de dag?

Slide 2 - Slide

Hoe doe je dat?
Hoe begin je aan een schrijftaak?
Hoe schrijf je een goede tekst? 




Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Starten
Stap 1: 
Je oriënteren op je doel


Wat voor tekst moet ik schrijven?
-informatieve teksten (verslag, krantenbericht, wetenschappelijk of encyclopedisch artikel enz.)
-beschouwende teksten (reclame)
-betogende teksten (artikel, recensie)
-expressieve teksten (dagboek, liefdesbrief)
-amuserende teksten (cabaret, Sinterklaasrijmpjes, gedichten)

Voor wie schrijf ik?
Publiek:
  • kinderen
  • volwassenen
  • jongeren
  • ouderen
Schrijf ik formeel of informeel?
formeel: zakelijk, met bepaalde regels.
informeel: niet-zakelijk, privé.

Slide 5 - Slide

Wat voor tekst moet ik schrijven? 

Voor wie schrijf ik?

Schrijf ik formeel of informeel?

Slide 6 - Mind map

Plan maken
Stap 2
begin - middenstuk - slot

Welke woorden wil ik gebruiken? 
Welke woorden horen bij het thema en bij deze opdracht?
Schrijf deze woorden op.

Slide 7 - Slide

Welke woorden wil ik gebruiken? 
Welke woorden horen bij deze opdracht.
Schrijf deze woorden op.

Slide 8 - Mind map

Schrijven
Stap 3
Schrijf de tekst op basis van het plan (stap 2)
Opdracht
Schrijf op wat je met het geld op één dag gaat doen:
  • In welke winkel begin je om negen uur? Hoe lang blijf je daar?
  • Wat ga je daar kopen?
  • Waar ga je daarna naartoe? Hoe laat is het dan?
  • Is al het geld op aan het eind van de dag?
SCHRIJFTIP
gebruik opsommingen in je tekst:  en, ook ...
gebruik volgorde van tijd in je tekst: eerst, daarna, ten slotte
gebruik volgorde van activiteit in je tekst: Ten eerste, ten tweede .....

Slide 9 - Slide

Controleren en verbeteren
Controleer je eigen tekst en verbeter de foutjes.

Lever de tekst dan in bij jouw docent.
Je krijgt nu feedback van jouw docent. 

Slide 10 - Slide