2.4 speaking (11-11)

Hello V1KT1! :) 





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hello V1KT1! :) 





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!

Slide 1 - Slide

Today:
1. Recap
2. Homework check
3. Grammar:
much / many &  have got
4. Get to work!


Goals (at the end of this lesson...) :

- Heb je kunnen oefenen met nieuwe zinnetjes.
- Begrijp je wanneer je much en wanneer je mant gebruikt.
- Weet je hoe je have got gebruikt.
- Heb je goed meegedaan. 

Slide 2 - Slide

2. Homework check
Wat was het huiswerk?

Maken: Unit 2.4 opdracht 31 t/m 33 (p. 70)
& practise more vocab (online)
Leren: Phrases 2.4

Jullie mogen zachtjes kletsen terwijl ik kom controleren.

Slide 3 - Slide

3. Grammar
love
water
sugar
sand
money
chairs
dogs
kisses
hugs
phones
Wat valt je op aan de twee verschillende rijtjes?

Slide 4 - Slide

3. Grammar
love
water
sugar
sand
money
chairs
dogs
kisses
hugs
phones
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Meervoud /
kan je wel tellen

Slide 5 - Slide

3. Grammar
Om aan te geven dat iets 'veel' is, kun je twee verschillende woorden gebruiken, namelijk:

much

of

many

Slide 6 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
much love
much water
much sugar
much sand
much money
many chairs
many dogs
many kisses
many hugs
many phones
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen

Slide 7 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
apples
pancakes
milk
salt
cats
money

Slide 8 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
pancakes
milk
salt
cats
money

apples

Slide 9 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
milk
salt
cats
money

apples
pancakes

Slide 10 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
salt
cats
money

milk
apples
pancakes

Slide 11 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
cats
money

milk
salt
apples
pancakes

Slide 12 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
money

milk
salt
apples
pancakes
cats

Slide 13 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
milk
salt
money
apples
pancakes
cats

Slide 14 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
Kies uit much / many:

1. I have got much / many girls in my class.
2. He hasn't got much / many time today.
3. How much / many salt did you put in this soup?

Slide 15 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
Kies uit much / many:

1. I have got many girls in my class.
2. He hasn't got much / many time today.
3. How much / many salt did you put in this soup?

Slide 16 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
Kies uit much / many:

1. I have got many girls in my class.
2. He hasn't got much time today.
3. How much / many salt did you put in this soup?

Slide 17 - Slide

3. Grammar: much / many (veel)
Much:
Enkelvoud /
kan je niet tellen
Many:
Meervoud /
kan je wel tellen
Kies uit much / many:

1. I have got many girls in my class.
2. He hasn't got much time today.
3. How much salt did you put in this soup?

Slide 18 - Slide

3. Grammar: Have got
Wat betekende 'have got' ook al weer?

Slide 19 - Slide

3. Grammar: Have got (hebben)
I have got a pen.
You have got a pen.
He / she / it has got a pen.
We have got a pen.
You have got a pen.
They have got a pen.

Slide 20 - Slide

3. Grammar: Have got (hebben)
I have not got a pen.
You have  not got a pen.
He / she / it has not got a pen.
We have not got a pen.
You have not got a pen.
They have not got a pen.

Slide 21 - Slide

3. Grammar: Have got (hebben)
Have I got a pen?
Have you got a pen?
Has he / she / it got a pen?
Have we got a pen?
Have you got a pen?
Have they got a pen?

Slide 22 - Slide

3. Grammar: Have got (hebben)
Guess who (V1KT1 edition):
Ik stel een vraag aan iemand. Diegene antwoordt met:

- Yes, he / she has got ...
of
- No, he / she hasn't got ...

Slide 23 - Slide

4. Get to work
Do:
Unit 2.4 speaking
  • Opdracht 34 t/m 37




Klaar? 
Maken practise more grammar / phrases (online)






How?
- Eerste 5 minuten in stilte
- Daarna zachtjes overleggen
- Steek je hand op bij vragen
- Muziek mag via je Chromebook.



timer
5:00

Slide 24 - Slide

Goals
Wat betekenen 'much' en 'many'?
Wanneer gebruik je 'much'?
Wanneer gebruik je 'many'?

Slide 25 - Slide

Homework
Noteer in je agenda voor maandag 15 november (6e uur):

Maken: Opdracht 34 t/m 37
Leren: herhalen vocabulary, phrases en grammar hoofdstuk 2

Slide 26 - Slide