K3D Les 25-11-2022 Grammar 8 (word order)

Startklaar
Ik heb mijn boeken bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas


1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Startklaar
Ik heb mijn boeken bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas


Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Ik ken de juiste woordvolgorde van een zin.
- Ik kan zelf een zin maken volgens de regels van woordvolgorde.

Slide 2 - Slide

Page 67 of the textbook
Page 12 of the workbook

Slide 3 - Slide

Woordvolgorde
Het Engels kent een vast woordvolgorde in een zin (in het Nederlands is dit niet altijd zo)

Wie – doet – wat – waar – wanneer
Wanneer – wie – doet – wat - waar

Wie, doet en wat zijn verplicht
Waar en wanneer mag je vermelden


Slide 4 - Slide

Woordvolgorde
Wie - I, you, we, his brother, my dog, my parents

Doet - is het werkwoord

Wat - lijdend voorwerp – wat/wie het werkwoord doet

Waar - de plaats waar iets gebeurd

Wanneer - op welk tijdstip/welke dag



Slide 5 - Slide

Woordvolgorde
Bijwoorden van frequentie (hoe vaak iets gebeurd)

Deze woorden staan VOOR het werkwoord
We usually play soccer on Saturday.

Tenzij het werkwoord ‘to be’ is. (am/are/is/was/were)
We are always home on Sunday.




Slide 6 - Slide

Exercise 12
1)  I always have to go to school at 8.30am.
2)  We play football at the football field every Sunday. / Every Sunday we play football at the football field.
3) They are going to the cinema (on) Saturday evening. / On Saturday evening they are going to the cinema.



Slide 7 - Slide

Exercise 12
4) I have a history test on Monday. / On Monday I have a history test.
5) My little brother and I play (together) every Sunday morning. / Every Suday morning, my little brother and I play (together).
6) My grandparents always watch the news at 8pm. / At 8pm my grandparents always watch the news




Slide 8 - Slide

Exercise 13
1) Last Saturday I went to the cinema at eight. / Last Saturday at eight I went to the cinema. I went to the cinema last Saturday at eight.
2) My little sister was born in 2010. / In 2010 my little sister was born.
3) Next Thursday Max and Ellen will go to the gym around 7pm. / Max and Ellen will go to the gym next Thursday around 7pm.
4) I never eat ice cream in winter. / In winter I never eat ice cream.



Slide 9 - Slide

Exercise 13
5) They are not going to the party tonight. / Tonight they are not going to the party.
6) She is not at home now.
7) My mum always wakes up at 6am.
8) Linda goes on holiday to France every year. Every year Linda goes on holiday to France.




Slide 10 - Slide

Homework for Monday 28th
Leren:
- Grammar  8 - Woordvolgorde 
- Vocabulary bladzijde 73

Slide 11 - Slide