Globaal lezen doe je alleen als je snel de belangrijke informatie uit de tekst wilt halen. Dit doe je als volgt:
Lees van iedere alinea de eerste en de laatste zin;
Bepaal wat je al weet over het onderwerp.
Bepaal welke tekststructuur je herkent en wat het tekstdoel is.
Vraag: welke tekststructuren ken je? (blz. 16 boek)
Slide 4 - Slide
Intensief lezen
Wat staat er nou precies?
Begrijp je de tekst helemaal? Met "intensief" lezen, bedoelen we dat je je nu gaat concentreren op de details van de tekst. Je zorgt dat je alles wat er staat, begrijpt.
Slide 5 - Slide
De indeling van een tekst
Inleiding
middenstuk Slot
Slide 6 - Slide
Intensief lezen
Globaal lezen
Verkennend lezen
Onderwerp en tekstsoort
Belangrijke informatie scannen (eerste en laatste zin van alinea's, titel, plaatjes etc.
Wat staat er precies?
Slide 7 - Drag question
Inleiding
Kern
Slot
Dit deel is opgedeeld in alinea's
Het onderwerp wordt benoemd
De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt
Aandachttrekker: er wordt bijv. een vraag gesteld of een probleem besproken.
Een samenvatting van de tekst
Er wordt bijv. een vraag beantwoord of een oplossing bij een probleem besproken.
De tekst wordt stap voor stap uitgewerkt
Een conclusie
Slide 8 - Drag question
Signaalwoorden en signaalzinnen
Slide 9 - Slide
SIGNAALWOORDEN
Aan een
signaalwoord
zie je met
welk tekstverband
je te maken hebt.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Ik moet de bloemen EN planten water geven
A
Voorwaarde
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Tegenstelling
Slide 12 - Quiz
Vandaag schijnt de zon, MAAR morgen gaat het regenen.
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Oorzaak-gevolg
Slide 13 - Quiz
Je mag naar je vriendin, MITS je de afwas hebt gedaan.
A
Voorwaarde
B
Oorzaak-gevolg
C
Volgorde van tijd
D
Opsomming
Slide 14 - Quiz
Mijn band is lek, DAAROM ben ik nu te laat.
A
Opsommming
B
Oorzaak-gevolg
C
Tegenstellilng
D
Voorwaarde
Slide 15 - Quiz
Wij doen altijd leuke dingen, ZOALS tekenen en dansen.
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Volgorde van tijd
D
Voorwaarde
Slide 16 - Quiz
EERST ga ik naar oma, DAARNA kom ik naar huis.
A
Volgorde van tijd
B
Voorwaarde
C
Opsomming
D
Tegenstelling
Slide 17 - Quiz
Drogreden
Een drogreden is een vals argument. Veel voorkomende drogredenen zijn:
een cirkelredenering
generalisatie
misbruik van autoriteit
aanval op de persoon
beroep doen op de meerderheid
Theorie:
Starttaal 3F thema 4 - hoofdstuk 1 lezen
Slide 18 - Slide
Verschil onderwerp en hoofdgedachte
Een onderwerp is meestal een zinsdeel.
De hoofdgedachte is wat er over het onderwerp wordt gezegd in één zin.
Voorbeeld:
Onderwerp: snipperdagen voor studenten
Hoofdgedachte: Snipperdagen voor studenten zijn goed, omdat dezel voordelen opleveren.